106 T W E E-D E C L A S S E
T*ï . z y , zo als die van de V I de Tab. dezer Claffe, doorgaans bezet is. Zodanige
VUI* hairtjes zitten ook op haar insgelyks groene en ronde hoofd, dat byna van de
zelfde dikte is , als het eerfte lid , o f de hals, en wederzyds een wit ftreepje
heeft. De 8 paar Pooten, in de gewoonlyke orde ftaande, zyn ook groen ;
en boven het achterfte paar ziet men de Haart - klep, als een uitfteekend flab-
j e , dat eenigzins afgezonderd is en fpits toeloopt. De beweeging dezer Rupfe
is zo langzaam, dat het fchynt, als o f ze zich met de grootfte bedachtzaamheid
van de eene plaats naar de andere begeeft.
§• 3-
Na dat onze Rups de genoemde grootte bereikt, en zich, als anderen, van
haare vuiligheid ontlaft heeft, maakt z y , gelyk de overige Rupfen, die tot deze
Claffe behooren, eerft en vooral haar achterlyf door eenige zamen getoogen
draaden vaft; en dit gefchied zynde, bereidt zy den band om het lyf; op dat
ze naderhand, door de zwakheid,die haar met de verandering overkomt, en
ook als Pop, niet zo ligt los raaken en fchade lyden moge. ■ Na weinig tyds
trekt zy het ly f te zamen, en wordt merkelyk korter en dikker; tot dat einde-
lyk de huid voor aan den hals openberft, en de Pop nog in July te voorfchyn
komt.
§• 4-
Men befpeurt aan deze Pop , by haare zeldzaame gedaante,, ook verfcheiden
veranderingen; en iemand, dien ze niet bekend is , zal ze niet ligt voor eene
Pop aanzien; deze veranderingen beftaan hier in. Eenige derzelven zyn van
achteren en van vooren, als eene Schietipoel, fpits toeloopende, en daar by
Tig. *. in de hoogte gekromd, gelyk in de 2 de Fig. te zien is. Andere zyn niet zo
fterk opgeboogen, en de voorfte fpitze punt is , als ze of afgebroken ware,
nederwaarts omgeflaagen, zo dat ze niet kwaalyk gelyke naar een Vogelkop
Fig. 3- met eene Snebbe , als de 3 de Fig. aantoont. Wederom andere hebben dit
fpitze puntje zo fterk omgeboogen, dat het van onderen tegen’t ly f aan ligge,
Ftg. 4. zo als uit de 4 de Fig. blykt; en by deze fpitzen zit altoos het hoofd des Vlinders,
die daar in verborgen is. Zo veel verandering als men aan deze Poppen
z ie t , zo verfcheiden zyn ook derzelver koleuren. Want aanvangkelyk is haare
grondverwe altoos fchoon bevallig groen, echter in diervoege, dat ze by
de eene geduurig bleeker is dan by de andere; doch in ’t byzonder heeft men
hier aan te merken, dat ze omtrent dezen tyd op de volgende wyze met een
geel boordzel vercierd zy. Daar loopt wederzyds een helder • geele ftreep ,
van ’t voorfte punt tot aan het achterfte; en op de Vleugelfcheeden, die met
veele tedere witte adertjes doorvlochten zyn, is de boven- en onder-rand even
zo geboord. De witte draaden , over de Vleugelfcheeden heen getoogen, maa-
ken den Band uit, waar mede de Pop op de dikfte plaats vaft gemaakt is. Het
L y f zelfs is eer byna driekantig dan rond: want de middel - vlakte van den rug
is tamelyk breed, doch de Vleugelfcheeden zyn vlak of p la t , en daar ze elkander
De r D A G-V L I N D E R S. Tab. V U L 1 0 7
kander van onderen naderen, loopt de onder-vlakte fcherp toe. Het le enigeTAu.
achterlyf eindigt in een fpits uitfteekzel, aan wiens einde men, in plaats VIlr#
van een ftaart fpits, een Oranje - geel punt ziet. Wanneer de Pop toeneemt
in ouderdom, verandert ook haare koleur ; want haar fchoone groen worde
eindelyk bleek Oker-bruin, gelyk in de 4 de Fig. te zien i s ; en alsdan vertoont
zich in ’t midden van elke Vleugelfcheede een donker-bruin punt.
§■ 5-
Deze Pop n u , aan de gemelde Plant vaft zittende , heeft byna de zelfde
koleur als de bladeren van dat gewas , inzonderheid als ze nog groen is; en
reets bruin geworden zynde, ziet men ze eerder aan voor een verwelkt blaadje
, dan voor eene Pop; waarom zy ook doorgaans niet min bezwaarlyk dan
de Rups te vinden is. Voorts ftaat ’er ook dit nog by aan te merken,dat z e ,
aangeraakt wordende, tegen de gewoonte van alle Poppen, ftyf en onbeweegelyk
blyft hangen. De band, waar mede zy vaft gehecht was, gaf my te kennen,
dat ik een Vlinder van de tweede Claffe uit haar te verwachten had; en dewyl
alle Dag-Vlinders, welker Poppen den Winter niet overliggen, weinig meer
dan 14 dagen tot het uitkomen noodig hebben, wachtte ik met groot verlangen
dien tyd af; gemerkt deze onbekende Rups my hoop ga f, dat ik een nieuwen
Vlinder deelachtig zou worden: doch toen ’er reets drie weeken verloo-
pen waren, zonder dat ik myn verlangen vervuld zag , kon ik daar uit ligtlyk
befluiten, dat ik zo lang geduld zou moeten hebben, tot dat de Winter voor-
by was. In April en Mey van ’t volgende Voorjaar wierd eindelyk myn hart-
lyk verlangen, door het te voorfchyn komen des Vlinders, voldaan; dewyl ik
denzelven uit verfcheiden Poppen verkreeg: echter zag ik my daar omtrent in
zo verre in myne hoop bedroogen, dat ik, een nieuwen Vlinder verwacht hebbende
, ’er een te voorfchyn zag komen, die my reets bekend was. Doch de-
wyl ik nu wift uit welke Rups hy voortkwam, was my deze ontdekking niet
minder aangenaam.
§ . 6.
De Papillon o f Vlinder, welke uit deze Pop gebooren wordt, is buiten tegen-
fpraak onder de fchoonften van Duitfchland te rekenen, en zet eener Infecten-
Verzameling geen gering cieraad by. Met zyne geboorte is het even eens ge*
fteld, als met die van alle andere Vlinders; en nademaal hy onder de Dagvlinders
behoort, is ook deze Ëigenfchap van hem aan te merken; dat hy ,
gelyk alle die geenen, die ik tot de Eerfte en Tweede Claffe derzelven brenge,
zo dra zyne Vleugels de behoorlyke grootte en fterkte erlangd hebben, een
bloedrood fap, als zyne zuivering, laat vallen; dat by de Nacht-Vlinders in
tegendeel o f bruin, o f witachtig is. Voorts hebbe ik hier nog dit byzondere
te melden, dat ik uit eenerleie Poppen tweeërleie Vlinders, ten aanzien der
koleure, verkreegen hebbe; want zommige hadden, zo wel aan de boven- als
aan de onderzyde der Vleugelen, eene zeer fchoone Vuur - koleurige o f Oran-
O z je .