Tab.VII, fpits zyn. Dienvolgens is ’er aan deze Rups ook hier in iets byzonders, dat hét
v em i ^ n t 00rllen °?| geenen ongelyk is; o f , dat ’er geen enkele doorn in
t midden boven op de ringen Raat, zo als ik tot hier toe aan alle anderen be-
ipeurdhebbe. Ten aanzien van ’t getal, de orde en geflalte der Pooten, is
^ ,VaA de a,ge™een® Regelen'Czie de §. i . van Tab. I .) gelyk by alle
te vooren befchreeven Rupfen dezer Claffe, zo ook hier, in g e e f en deele af-
geweeken; weshalve ik my daar mede niet behoeve op te houden. Nopens het
der do,ornen “ ? ’c algemeen, weet ik niets te bedenken , dat mywaar-
iehynlyker vo° rkomt> dan dat de alwyze Schepper bedoeld heeft,die Rupfen,
welke hier mede begaafd z y n , daar door niet alleen een byzonder cieraad mede
te deelen, maar ook haar lichaam, door middel van dit cieraad, terzelver tvd
eene beveiliging te verfchaffen tegen de menigvuldige aanvallen en befchadigin-
g n van andere Infeélen; als welke daar door, wanneer de Rupfen zich heen
des te gemaklyker konnen afgeweerd worden; hetwelk
dezen Diertjes, inzonderheid by hunne verandering, in de open lucht hangen-
d e , vooral noodig ig. jj Doch dat by deze foort de twee buitengemeen lange
d pw vT d/ r f den ha S e r ° ok met vergeefs zyn, kan men hieruit vartrtellen ;
dewyl de Rups, wanneer het geringde ander Infeft, o f wat het ook weezen
moge, haar te nakomt, terffond, door middel van deze doornen , o f liever
• hoornen, zich tegen den naderenden vyand zodanig in portuur Relt, dat het
ons aan groote Dieren, met hoornen begaafd, zo vreeslyk en gevaarlyk zod
toefchynen, als het ons aan dit kleine Schepzel vermaaklyk voorkomt. In ’t
kruipen is deze Rups wel iets gezwinder dan die van Tab. V I. echter neemt zv
S M £ M M toe § en doet geen verdere reizen, dan van ’t eene Netelblad
tnt L o l anderej l.enware de nood haar dwong, naar eene bekwaame plaats
verandering om te zien. Doch hoedanig zy zich tot die verandering 30111 i IH er ■Ml te neemen is> dat kan en zal ik , als uit de voof
i Ï Ï f c J l l genoeSzaa? bekend> en-reets verfcheiden maaien
nernaald zynde, met Rilzwygen voorby gaan.
§• 5-
Fig. 3. De Pop, in de 3Je Hg. voorgeReld, heeft; fchoon zy in de Hoofd-Eigen-
fchappen met de overige dezer Claffe overeenkomt, nogtans, gelyk ieder foort,
nog veele byzonderheden, die onze aanmerking wel waardig zyn. Men zal
zo ik hoop, geen bewys van my begeeren, dat deze Pop met de hier voorens’
• , . J Ö S " » Rups.eenerlei Schepzel z y , o f , dat de Rups, in de 1 en a , Ï ÏÊ
f V l Kgebee,d ’ f lch ln f e Pop van de ^ Fig. verandert. De Leezer moet
’ 3' hle,n n ’ ge'yk m veele andere dingen, of enkel op myne ondervinding en be-
?? f l z.e' f de Pr° ef van neemen,als hy ergens aan twyffelt;
welk laatfle ik den Liefhebberen, die er tyd en geduld toe hebben , wel hart-
y aanraade. Ik wil dan alleenlyk maar zeggen, d a t , zoveel Doorn-Rup-
1 ’ ,| lk van de tegenwoordige foort in myne Kamer opgekweekt hebbe, dezelve
alle, de laatRe Rupfen-huid afgelegd hebbende, in de hier afgebeeld»
Gryns.
Grynsvormige Pop veranderd, en daar uit te voorfchyn gekomen zyn. By- Tab.VII
gevolg ben ik omtrent deze zaak zo wel verzekerd, als ik ’ergens in weezen
kan. De twee groote hoornen aan ’t hoofd der Poppe zyn niet zo lang en
fpits, als aan de meefle anderen; hoewel ook zo Romp niet als aan de Pop
der voorige Tab. T e r plaatze, die het voorhoofd van de Gryns vertoont,
ziet men hier een paar kleine Ipitze bultjes, die aan andere Poppen niet gevonden
worden, en die van ’t fynlle gepolyRe goud fchynen te zyn. De Neus is
wat wanfchapen, boven aan ’t voorhoofd zeer dik en breed, en onder fcherp
en fpits toeloopende: Benevens dezelve zit aan ieder zyde een goudblinkend
puntje in plaats van ’t oog. De Hals is aan deze, by andere Poppen dezer
Claffe vergeleeken, tamelyk dun, en het Middellyf daar en tegen des te dikker.
Voor aan het zelve ziet men twee buitengemeen dikke en groote bulten,
welke men niet ongevoegelyk by een paarBorflen kan vergelyken. Boven de-
zelven, o f wel tuffchen het gezicht en de borRen, zitten, als een hals • cieraad ,
drie paar kleine fpits toeloopende knobbeltjes, welke een zo fynen goudglans
hebben, als o f ze werkelyk van dat Metaal vervaardigd en met groote vlyt ge-
polyR waren. De volgende leden of ringen van ’t achterlyf zyn by de tegenwoordige
Poppe met geen Q>ïtze, maar in plaats van die met kleine ronde
knopjes, tot aan ’t achterRe Reelpunt to e , voorzien; gelyk de afbeelding dui-
delyk aantoont. De grondverwe des Ploofds en der Vleugelfcheeden is voorwaarts
, ter plaatze van ’t gezicht en de borR, bleekgraauw, doch van achteren,
om de hoornen en den rugge naar beneden, geelachtig-bruin. Door den
graauwen grond der Vleugelfcheeden loopen eenige zwarte aderen. Benevens
de gouden knopjes aan den hals is aan ieder zyde eene donker - bruine verdie7
ping. Aan ’t onderlyf is de grondverwe merkelyk helderer, dan aan ’t boven
-lyf.
§. 6.
Gelykerwys alle de Poppen dezer Claffe de hoedanigheid hebben, dat ze by de
minRe aanroering in beweeging raaken, en naar beide kanten van zich Haan ,
waar uit men haar leven en gezondheid kan afneemen; zo heeft ook deze tegenwoordige
eene, hoewel byzondere, manier van beweeging , als zy ont-
ruR wordt. Z y flaat niet, als de anderen, met haar boven - lyf heen en weder,
maar begint overal Rerk te trillen, o f met het gantfche ly f te fchudden; dat
wel een teken van haare vrees voor befchadiging, maar ook tevens een aardig
middel is, om de andere Infecten, die hunne Eieren aan haar leggen, of haar
anderszins befchadigen willen, te verdryven en a f te weeren. Wederom een zichtbaar
kenteken der Goddelyke Voorzienigheid! Byaldien nu de tot hier toe be-
fchöuwde Pop geep fpadeling is , en omtrent 14 dagen op haare plaats gehangen
heeft, komt de Vlinder, onder dit Masker verborgen zynde, ter waereld.
Hy gelykt , uit het Poppevlies kruipende, veel meer een vliegend Diertje ,
dan eene Rups; echter heeft h y , zo wel als de anderen, nóg eenige minuuten
tyds nodig, eer hy in Raat is om weg te vliegen.
. F 3 §• 7-
t W iJ