meefte Jongen verlooren gaan, voor dat ze dit hun natuurlyk voedzel bereiken Tab, IV.
konden , ingevalle het niet by hunne eerfte verblyfplaats, en voor hunne komlt
in de waereld, al gereed was.
■ §• 2.
Wanneer nu de Eitjes, door de warmte der Zonne, binnen 14. dagen o f 3
weeken, uitgebroeid, en de jongen ’er uitgekroopen zyn, ’t welk dikwerf m
één dag gefchiedt, blyven zy onfcheidbaar in Gezelfchap, en hunne eerfte bezigheid
is , om zich, door middel van een Spinzel, deels voor ’t vallen te be-
waaren, en deels tegen hunne vyanden, de Sluipwefpen en Muggen, te ver-
fchanfen: overmits deze Dieren diergelyk Weefzel zo wel vermyden als de
Spinnewebben. Doch die Wefpen en Muggen weeten echter, des niet tegen-
ftaande, dezen, zo wel als andere foorten van Rupfen, wanneer zy zich maar
een weinig buiten haare verfchanfmg waagen, haare Eieren aan te zetten; zo
dat de opkomft dier Infe&en meeriigmaal ten verderve der fchoonfte Rupfen
moet ftrekken.
In den beginne zien ’er de jonge Rupfen, van welken wy thans handelen ,
zwartachtig, bruin en blinkend uit; waar by men ook teffens kleine enkelvoudige
doornen gewaar wordt. - Gelykerwyze nochtans naderhand, by elke ver-
velling, de koleur der huid verandert, zo krygen ook de doornen een aangroei
van meer fpitze bytakjes. Ik hebbe dezelven in haare laatfte Rupfen - geftal-
te , en volwaffen grootte, zynde omtrent 1 en een vierde duim in de lengte,
in de i fte, z Je en 3^ .Fig. der iV . 'lab. afgebeeld. Doch de Leezer gelieve
zich niet in de verfcheidenheid der koleuren te vergiffen , en te denken , dat ^
deze drie in koleur onderfcheiden Rupfen driederleie byzondere foorten zyn.
Ik bekenne, dat ik zelf aanvangkelyk van dat gevoelen was; maar nu , door
nauwkeurige Proefneemingen, van het tegendeel overtuigd, kan myne aangewende
moeite den Liefhebberen veel onderzoekens uitwinnen. Het is dienvolgens
gewis en zeker, d at, fchoon de eene Rups geel,, de andere wat zwarter ,
en de derde genoegzaam heel zwart i s , dezelve echter alle drie in eenerlei
Vlinder veranderen. Want dewyl ik niet ééns, maar verfcheiden reizen, deze
in koleur driederleie Rupfen, elk in eene byzondere Doos.gevoerd, en tot
op haare verandering bewaard hebbe, is ’t my gebleeken, dat er nooit andere
Vlinders uit voortgekomen z yn , dan dezulke, als hier in de zesde en zeven- fïg.6 , 7.
de Fig. naar ’t leven afgebeeld zyn. Dus hebbe ik ook dikwils deze driederleie
koleuren onder een broedzel, van ééne en dezelfde Moeder voortgekomen,
gevonden..
m 4-
Het zal niet nodig zyn , een iegelyk dezer Rupfen in’tbyzonder na te gaan,
doordien ze zo net en juift afgebeeld zyn , dat het meer vermaak is dezelve -te
befchouwen, dan ’er eene wydioopige en overbodige befchryving van te leezen.