d e s . D A G - V L I N D E R S . Tab. III. *9
■jgi J.. 4>l -ft. Üfc afc-afc fli. afcaft-aft Ïfc ■ &■ aft feste aft aft aft Sfe aftjft ak- aft aft aft aft aft aft aft aft jftjjt aft jfeafeat.
IT
De gezellige Fluweel -zwarte Doorn-Rups, benevens
baare verandering tot in een Vlinder.
§. i .
Die foort van Rupfen vindt men, gemeenlyk in de Maand Juny, veelvuldig T ab. III,
op de groote Brandnetels, waar aan ik ’er niet zelden over de honderd
by elkander hebbe gezien; dienvolgens leiden zy een Gezellig leven, ’ t welk tot
•op haare verandering duurt. De Wyfjes dezer Vlinders leggen ook hare
Eieren aan de Iteelen dezer Netels, heel digt by een, o f liever zy lymen dezelve
daar zo valt aan, dat ze door geen Regen losgeweekt, o f afgelpoeld
konnen worden. Als deze Eieren by warm weer,omtrent 14 dagen of 3 wee-
ken geleegen hebben, kruipen’er de jonge Rupfen uit; die dan terllond veele
draadjes onder en rondfom zich fpinnen ; waar van zy zich gedurig, van ’t
eene blad na ’t ander willende, bedienen. In haare eerfte Huid zyn ze glanzig
bruin, en zien ’er niet anders uit, als o f ze met vet befmeerd waren; als
dan vertoonen zich ook reets de Doornpunten, maar nog zeer klein. Wanneer
de tyd haarer gewoonlyke vervellinge aankomt, maaken'zy gezamentlyk
een webbe, waar op zy zich vafl.zetten, en op dezelfde wyze vervellen , als
van de groote. Doorn-Rups Tab I. gezegd is; waar by ze dan ook telkens
veranderen, tot dat ze na de laat Re vervelling haare volkomen grootte en be-
hoorlyke koleur verkreegen hebben. In de eerRe Fig. van Tab. III. is deze FiS- *•
Rups in haar volwaflen Raat te zien; zynde alsdan ruim i£ duim lang; de leden
of ringen zyn wat diep ingekorven, en met verfcheiden dwars - reien en
andere, hier en daar verRrooide, witte puntjes getekend, waarom zy ook van
eenigen de Paerkn-Rups genoemd wordt. De hals is dun; 1^#,hoofd klein ,
hebbende de gedaante van een hartje; de koleur Fluweel - zw lr tjlen het gant-
fche lyfmet zwarte en eenigzins lange Doornpunten bezfiEj.,..,dÜ^Mderom vee-
le hooge , dunne en tedere takjes hebben; Raande in dé; orde: De
eerfte ring naaR den hals, welke geen Reekels heeft, ié mët twee, de tweede
met vier, de overigen, tot op de twee laatflen na, met M s^eJa atR e op één °
na met v ier , en de allerlaatfle met twee zodanige dopf-nen ^Lykeihde punten,
voorzien. _ De Rups heeft ook het gewoonlyk gefafcpSöten, van welken de
•3 Paar fpitze voorpooten zwart, doch de overige^axiar flitogen bruin-rood
zyn; wyders heeft ze de Eigenfchap, dat Ze, aangèrèakt t u i e n d e , ten eer-
Ren met het hoofd rondsom van zich Haat p-éhjlér^elver tyd eenige drupjes
Sroen fap uit den bek fpuwt, het welk zy doet ófti haare vyanden a f te fchrik-
§■ 2.
Wanneer de tyd der gedaante - vefwifleling dezer Rupfen nadert, verbaten
C s zy