Cl a S.SIS I. Pa vil ionumPhuknorum .
T a i l
cr*r
Bladz.-7
D A G-V L I N D E R S,
E E R S T E C L A S S E.
Befehryving van de groote gezellige Doorn-Rups metgeel-roode
Vlakken, en haare verandering tot in een V linder.
§• i-
^•S^Mf^-eze Rups wordt de groote Doorn-Rups genoemd, omdat ze over- T ab. L
•& r t^ S a' roet groote doornachtige punten bezet, en ééne der grootflen
is van de genen, die tot dezè Clafie behooren. Men telt ze
* $ * * $ $ oncIer Gezellige , doordien ze nooit alleen , maar altoos van .
andere Rupfen van haare foort verzeld, gevonden wordt; ge-
lyk men ’er dan ook niet zelden vyftig en meer by elkander op allerleie foorten
van Wilgeboomen ziet; alwaar zyzich onthouden , gebruikende de jonge bladen
dezer Boomen tot haare Ipyze. Schoon dezelve nu geeft bepaalden tyd
hebben, maar veeleer den gantlchen Zomer door, gelyk alle Doorn - Rupfen,
gevonden worden , zyn ze echter zeldzaamer dan de andere Rupfen dezer
Claflê, nademaal allerlei weer haar niet dienftig is , en 't zelve haar voortkomen
vaak verhindert.
§'• 2-
De Wyfjes van dezen Vlinder leggen haare Eieren aan de takjes van den
Wilgeboom, digt by elkander ; nochtans hebbe ik nooit één derzelver in zyne
volkomenheid konnen vinden. Ik kwam altyd te laat, en vondt niet anders
dan de ledige doppen in plaats van Eieren , benevens het kort te vooreft daar
uit gekroopen jonge broedzel.
f. 3'.
Deze jonge Rupfen blyven altoos by elkander, zo langzy haare eerfte Huid
hebben; die in ’t eerft bruin-zwart, en met korte doorn puntjes voorzien is;
ieder derzelven Ipint in ’t voortkruipen een fyn draadje, waaraan zy zich vaft-
houden, en waar van zy zich bedienen als van eene ladder of brug, over welke
zy van ’t eene blad naar ’t ander gaan, om verfche fpyze te zoeken : waar
by nog Raat aan te merken, dat ze wat gezwinder, dan de anderen dezer Clas-
ie , voortkruipen,