• liggen, en de daar uit voortkomende Jongen een fpoedigen wasdom Rebben
is t geen wonder dat men dengantfchen Zomer dooreenige dezer Rupfen vindt’
Haare Verve:Hing gefchiedt op gelyke w yze, en zo dikmaals, als by anderen
dezer Claffe; waar by echter haar byzonder liverei op den rug altoos onveran-
derlyk blyft. Wanneer zy tot haare volkomen grootte geraakt z yn , welke zelden
meer dan i * duim in de lengte beloopt, zien zy ’er uit als die, welke in
de i. tig. kruipende afgebeeld is. Naar uitwyzen dier Figuure heeft deze
Rups een zwartachtig Hoofd, dat van boven hartvormig verdeeld, en met
twee kleine uitfteekzels o f knopjes, die met veele puntjes o f hairtjes bewaffen
z y n , bezet is : men ziet van vooren aan ’t zelve twee fchuins tegen elkander '
Joopende liniën, die de gedaante van eene verkeerde V of W uitmaaken • ach- ’
ter aan t hoofd een zwartachtigen leenigen halsring, zonder doornen, metéé-
ne witte en een paar geele liniën vercierd.; en eindelyk op de ringen verfcheir
den aardige, deels Oranje - geele, deels witte vlakken en ftreepen*.
§• 2.
De koleur der Doornen op den Rug is, als de koleur der ringen daar ze op
1S j chjer ° P aIIe, de nngen niet even gr° ° t ; de naafte ring
aan den hals heeft 4 , de daar op volgende 6 , de overige tot op éën na de laatfte
7 , de op een na de laatfle weder 6,. en de allerlaatfle maar 2 doornen. Da
drie paar fpitze Voorpooten zyn zwart, en de vier paar ftompe Buikpooten-,
benevens het enkele paar Nafchuivers, geelachtig - bruin.
§• ,3
Voor en by de verandering dezer Rupfe in eene P o p , gebeurt ’er niets
waar van ik niet reets by de voorigen dezer Claffe gewag gemaakt hebbe. W ant
zy zoekt, als de anderen, eene plaats, daar ze voor den Regen en Zonne-
1 tra alen ved'S kan zyn- Aldaar hecht zy zich met haar achterend aan vaft
buigt het ly f te zamen, en hangt in diervoegen, als in de tweede Figuur te
zien is. Z y blyft in die geftalte hangen, tot dat haare huid openbarft en af-
ltrookt; het welk alles by warm weer in korten tyd gefchiedt. Hier op nu
komt er eene aardige Pop van eene zonderlinge gedaante, doch ook met eene
Hryns, te voorfchyn, gelyk de derde en vierde tig. duidelyk aantoont. Om
deze
r l". de MJand ^ 1 7 6 4 - vond ik,, aan de on derde zyde der bladeren van St. Tans-beflen
d n n ir e"ke f d,lerge'lyke RuPfen" nog zeer klein, voor haare eerde vervelling en
donker- bruin van koleur, .met witte vlakken en zwarte koppen. Vermits nu deze Run.
fen, m plaats van doornen, met dan loutere haireu fcheenen te hébben, hield ik ze voor
fth ie lfi16!1 a”j ere foort van, RuP,fen ■' doch haare eerde Vervelling , die wel haart ge»
fchiedde toonde my, zo wei als de 3 volgende, dat ze van dezelfde foort waren als dfe '
de hsirJTail Vn verbee d' f f ” .t mf n kon reets na de eerde Vervelling,de nairen, de Doornen en overige Kentekens befpeuren. . 6 in vp laats vaan
KlAEM ANN*
G, vn3 te beter te befchouwen, behoeft men alleenlyk de Plaat om tekee-TAb.V,
ren en tegen ’t licht te zien. Alsdan vertoont zich eene fpitze , gebochelde
en lans uittekende Neus, benevens welke wederzyds de gewoonlyke oogvor-
mise knopjes t e n . Boven aan ’t Hoofd zitten een paar fpitze binnenwaarts
«kromdeHoornen, welke byna een volkomen cirkel uitmaaken; en onder dele
Hoornen t e n , ter wederzyde van de.Gryns, nog een paar fcherpe Uit-
fteekzels. T e r plaatze, die den hals van den Grynskop verbeeldt, is de 1 op
het aller dunfle; doch wordt terflond, daar het achter-lyf begint, weder heer
dik en is van daar a f , tot aan het te r tp u n t , t a k gekromd, ook met veeie-
sroote en kleine uitfteekzels bezet. Van deze laatften ziet men 2 reien negens
elkander, op de 8. ringen van ’t achter-lyf; onder welke die genen, die
00 het dikfte gedeelte der Poppe ftaan , de aanmerkelykften z yn , en de volgende
naar ’t ftaartpunt toe allengskens zwakker en kleiner worden. Boven-
dien ziet men nog omtrent het einde der Vleugel -fcheden, aan ieder zyde ,
een fcherpen hoek, ter welker plaatze de kromte des lyfs op het grootfte is.
Betreffende de grondverf onzer Poppe, dezelve valt meeftal uit het Roo-
zenroode in ’ t bruine. Doch hier op ftaan verfcheiden. donker - bruine vlakken
• als eerft de 2 grootften, welke van ’t ftaartpunt af tot aan de Vleugel-
plaats reiken r voorts de kleinere, waar mede de Neus, de Hoornen en de
overige verhevenheden getekend zyn. Maar het gene de fchoonheid dezer
Poppe wel ’t meeft vergroot, zyn de 3 paar aan den hals ordenlyk onder elkander
ftaandegoud-blinkende punten o f flippen; door_welke ons de Natuur
fchynt aan te fpooren tot eene naauwkeuriger befchouwing van d it, anders zo
weinig geacht, Schepzel. Vermits ik echter by eenige van deze foort van
Poppen zilveren flippen, in plaats van gouden, gevonden hebbe, oordeele ik
ook dit onderfcheid der'aanmerkinge waardig; nademaal diergelyke fpeelingen
der Natuur onze Gemoederen dikwerf meer verluftigen, dan de onveranderly-
ke fchoonheden.
By aldien myn oogmerk ware, den Leezer. niet alleen myne gegronde Om
dervindingen blootlyk voor te ftellen, maar hem ook allerleie overvloedige Invallen
mede te deelen , zou ik my onderwinden, in de gedaante dezer Poppe
en eeniger oude Heidenfche Afgodsbeelden, eene groote overeenftemming aan
te toonen; en daar door veelligt menig een tot myn gevoelen over te haaien;
dat de Heidenen, onder andere onvernuftige Schepzelen, ook Infecten, tot voorbeelden
hunner zelfs gemaakte Goden verkoren hebben. Doch ik zal liever
met de hoofdzaak voortvaaren. Op dat echter de al te menigvuldige herhaa-
ling van eenerleie dingen niet verdrietig worde, zal ik de verandering derloppe
.in een Vlinder , waar by toch niets byzonders voorvalt, alleen met weinig
woorden gedenken. Veertien dagen is doorgaans de tyd , welke tot deze V er andering
vereifcht wordt. Na verloop van dien kruipt de nog onvolmaakte
Vogel uit het Poppevlies; zit daar op onbeweegelyk, tot dat zyne Vleugels
hunne gewoonlyke grootte en fchoonheid bereikt hebben , reinigt en zuivert
D 2 ziciii