»er N A C H T . V L I N D E R S , Tab. III. *99
5- 2* T ab. III.
Van de Eieren, daar deze Rupfen uit voortkomen, zal ik beneden fpreeken,
S omtre" t ®eniSe byzondere omftandigheden hebbe aan te merken.
Ondertuffchen moet ik er evenwel hier van zeggen, dat ze niet, als andere,
aan de bladeren der GewalTen, maar aan de Wanden en de Paaien der Ilei-
ningen, of Stammen der Boomen gevonden worden. De jonge Rupfen, die
m het Voorjaar mtkomen, blyven met byeen, maar verftrooien zich hier en
daar aan de Boomen, daar zy haar befte voedzel vinden; doch het kan echter
met anden* weezen, o f men vindt gèmeenlyk eene groote menigte, van onderscheiden
broed zeis, aan een en dezelfde Boomen. Maar als zodanig een Rupfen
• neft zelfs aan den Stam van zulken Boom is uitgebroeid, behoeven de ion-
gên naar geen anderen Boom te kruipen, voor dat ze dien geheel kaal gevreeë
n hebben. Ontfbaat er bygeval een onfluimig weer, zo kruipen zy van de
bladeren, en zetten zich aan de Rammen o f dikfte takken kort op elkander,en
wel ter plaatze, daar de Regen- o f Hagelbui haar niet treffen kan.
§• 3-
In de eerffe jeugd zyn deze Rupfen meelbal zwart f ; maar ze verkrygen met
de eerfte Vervelling terftond de bonte koleuren en cieraaden , welken zy
fchoon ze nog tweemaal naderhand de huid afleggen, tot aan haare verande’
ring behouden. Ik hebbe aan zpmmigen ook geele en roode vierkante vlakjes
op den rug befpeurd, doch alleen aan de jongen, en nooit aan de volwaffen
Haarwasdom vereifcht een tamelyk langen tyd ; en daar by is, als iets by-
zonders, aan te merken, dat de K o p , die tot op de laatfte vervelling klein
Diyrt, alsdan eensklaps zo groot wordt, dat men ’er zich over verwonderen
moe-
* Hi»Z^,»eel:-h?ngjK SuuIlupfen komen ' n April o f May te voorfcbyn, uit de Eieren
gèwordém 6 hetben’ M “ d£B V00r‘Seu Herfil door de Vyfjes - V & gelegd ^
Kleemann.
t Men vindt ze dan eigenlyk van eene zwikt-Wne koteur, want heel zwart zvn ze nieten
heMrf ï r ' n 'rulrne(, halren v°orzicn, die 'gllè uit loutere Wratjes voortkomen , welken on
het lyf der Rupfe ftaan: maar na dat ze een 'tydlang buiten het Ei ffelppfr hphHpn l i l j ^ MIS S d0CVe Kop B ü i • waar mede men baar vericSi errede^ v indt, zyn in deze Jeugd nohgD ne iwetk artoRo0/d eOr.f
wanneer ze eeril uit de Eierfchaal ko^erf zyn ze nog helden» en foT-bruTn met aL’
blaauw, zo als naderhand, wanneer ze grooter worden, maar hebben eene zwarte koleur
Raar is nog eene andere foort van Rupfen, die echter niet zo fcha'lpivk- ic wtpIRo *
daante met deze veel overeenkomll heeft; maar die zo wel in de eerfteV rA 1 1
onderfcheiden His; waal r o pd 0e0ern B LiefBhebblerl a ckhotl eduier netn t ez egkeee've ewn,i ttael s vhkekmk ebne,i dvearnle ied efzoeoatre-
M i M a P d^( hr ZU ks ?iet yoor verfcheidenheden van eenerlei geilacht hbude*
fchno^h ndervmdlns heeft my geleerd , dat van ieder eene andere foort Svan Vlinders ’
«iere fo o r^p de ^ ^deze byzo^