Tab. XI. de drie Pooten der eene zyde vafi onzen voorgemelden Vlinder alhier tot een
voorbeeld genomen. Het geen nu aan deze Pooten gezien wordt, is aan alle
Nacht-Vlinder-Pooten even zo , mits dat ik de koleur en de menigte der hai-
ren uitzondere, dewyl ik alleen van de gedaante fpreeke. Wanneer men de
V de :leb van de Eerfie Claffe der Dag -Vlinders tegen deze befchouwt, zal
men het groot onderfcheid tuflehen de Pooten der Dag- en Nacht-Vlinders ,
uit myne door ’x Vergrootglas afgebeelde Figuuren , zeer duidelyk konnen
zien. Hier omtrent nu is inzonderheid aanmerkelyk, dat de Nacht-Vlinders
met 2 o f 3 groote doornen of pinnen aan de Pooten voorzien zyn; en nadien
dit gewoonlyk by hen plaats heeft, is ook ligt na te gaan, dat dezelven een
byzonder oogmerk en nut moeten hebben. Hier op acht geevende, zo heeft
bet bezef dat alle Poppen , (daar Nacht Vlinders uit voortkomen , ) o f inlpin-
zeis en bladeren beflooten, o f onder de aarde begraaven liggen, my tot de gedachten
gebragt; dat deze doornen of pinnen de Vlinders by het uitbreeken moeten
dienen om zich vafi te. zetten,. wanneer ze uit haar verblyf dringen willen.
Dit is , myns oordeels , ook zeef waarfchynlyk; want de uiterfle leden der
Pooten en de daar aan zittende kleine Klaauwtjes zyn miflchien niet flerk ge noeg,
om den behoorlyken tegenftand te geeven. Hierom (chynt de Natuur
het middelfle groote lid met zodanige pinnen toegerufl te hebben; op dat de
Vogel , terwyl hy met zyn gantfche lyf door eene enge opening moet dringen,
uit krachte van dezelven meer plaatzen ten wederfland bereiken konne. De
fig. 6. voorfte Pooten zyn ook met zodanige pinnen niet voorzien, gelyk uit de 6 dc F;g.
b lykt; en dit overtuigt my nog des te meer nopens het gemelde oogmerk: want
dewyl die Pooten voorwaards Haan, zouden de pinnen aan dezelven geen het
minfle nut toebrengen, maar hun veel eer hinderlyk zyn. Daarentegen is het
nut der pinnen aan de middelfle en acbterfle Pooten, als ftaande ter wederzy-
de fchuins naar achteren, des te duidelyker te befpeuren; wanneer men fiecht«
eenig begrip heeft van de algemeene regelen , volgens welken de beweegingen
gefchieden. De zaak is niet van dat gewicht, om ’er een Wiskunflig bewys
van op te maaken, of om ze door Voorbeelden te doen begrypen; anders zou
ik hier alle myne Weetenlcbap byeen raapen, om een van beide in ’t werk te
Hellen. Dit ondertulTchen is volflrekt zeker, dat deze pinnen aan de Pooten
der Nacht - Vlinders geenszins Hechts toevallig, maar om welgegronde reden
gevonden worden, en tot eenig byzonder uiteinde dienen.
§• 12.
Om het onderfcheid tuflehen de middelfte en adhterfte Pooten aan te toorten ,
Fig. 7- hebbe ik in de 7 de Fig. een der eerften, en in de 8 fle Fig. een der laatftenont-
en 8. worpen. De Poot der 7 de Fig. heeft in ’t midden van ’t grootHe lid een paar
Fig. 7- «• diergelyke pinnen kort naait elkander Haan. waar van de onderHe a. ten min-
Fig. 8. fte eens zo lang is als de bovenile. De Poot in de 8 fte Fig. is met twee paar
a. en b. pinnen a. en b. voorzien, die insgelyks zeer verfchillende in grootte zyn. Ook
is het lid, waar aan deze pinnen zitten, aan den Achterpoot , Fig. B.vrywat
lan