V O O R R E D E V A N D E N
j5 midden Haan, waar door liet eene tot het andere overgaat, o f met het
„ andere verbonden wordt. Dit is voornaamlyk aan de Polypen tezieh.
» De wonderbaare Eigenfchappen, die ze met de Planten gemeen heb-’
35 ben, te weeten * dat ze door uitbottingen en ipruiten vermeerderen *
j> toont zeer duidelyk aan , dat zy de Band z yn , door welken het Ryk
j , der Planten met het Ryk der Dieren vereenigd wordt. Deze bèfchou-
55 wing heeft my tot eene, mogelyk al te ftoute , gedachte aanleiding
95 gegeeven, te weeten om eene Badder der natuurlyke dingen te ontwer*
» pen, die op het einde dezer Voorrede te vinden is. Ik geeve dezelve
5, Hechts als eene proef uit, maar die ons tevens de hoogfte begrippen,
„ zo wel van den bouw der Waereld, als van de oneindige Wysheid,
„ welke de verfcheiden deelen derzelve gemaakt en met elkander veree.
,, nigd h e e ft, kan inboezemen. Laat ons deze heerlyke Schouwplaats
, , eens met opmerking bezichtigen. Laat ons zien hoe de ontelbaare me-
„ nigte der Werktuiglyke Lichaamen elkander, naar den graad hunner
5, volmaaktheid en voortreflykheid, te boven gaan. Indien wy in hun-*
5, ne opvolging niet overal een evengelykenlamenhangfchynen te vinden,
5, moeten wy zulks aan onze zeer zwakke vermogens toefchryven: hoe
5, meer dezelven toenemen, hoe meer Iporten o f trappen wy ook ont-
s, dekken zullen; en ze zullen tot de grootfte volmaaktheid geraakt zyn ,
„ wanneer we niet meer te ontdekken hebben. Maar konnen wy zulks
„ m dit leven hoopen ? De hemelfche Geeflen fchynen alleen dit voor-
5, recht te konnen genieten. Hoe uitneemend aangenaam moet den zali-
„ gen Geeflen dit uitzicht niet weezen, dat hun de Ladder der dingen,
„ die aan ieder Waereld eigen zyn , duidelyk voorftelt! En wanneer al-
„ le Ladders, gelyk ik het daar voor houde, niettegenftaande haar byna
55 oneindig getal, maar eene ée'nige uitmaaken, in welke alle mogelyke
„ fchikkingen der volmaaktheden vereenigd z y n ; zo moet men toeftaan,
,, dat men zich niets grooters noeh verheveners verbeelden konne.
„ Alle de deelen der gantfche Waereld hebben, dus befchouwd, een ver-
„ band met elkander. Het algemeen Geitel ontllaat uit de vereeniging
„ der byzondere Geitellen, welke genoegzaam de verfcheiden raderen
„ van het Konltwerk uitmaaken. Een Infeót, eene Plant, ieder is een
55 byzonder Geitel, een klein Rad, het welk de grooteren in beweeeinj?
5, brengt.”' ° v
Laat ons nu de Ladder van onzen Schryver zelve eens opklimmen
welke met defynfte Stoffe begint, en in 52 trappen met den Menfch eindigt.
Doch dewyl deze Ladder niet in eene colom te plaazen is, Haat
S C H R Y V E R.
hier by aan te merken, dat men de eerlle colom, als ook de tweede*
van onderen op beginnen moet, naar ’t uitwyzen der getallen.
sS Gevoelig Kruid. ja De MENSGH. '
25 p l a n t e n . De Bofchman , of Baviaan.
24 Mos. 5° Aapen.
23 Schimmel. 49 Viervoetige Dieren.
22 Zwammen. 48 De vliegende Eenhoorn.
21 Aard- Appelen» 47 De Vleermuis. ,
20 Goraalen en Coraalgewaflem 46 De Struisvogel.
19 Steên- Planten. 45 VO G E L EN .
18 Amianth. 44 Water-Vogelen.
>7 Talk, Gips, Seleniteri. 43 Vogels die in en buiten’t Water Iee ven. '
l6 Leijen, 42. Vliegende Vifchen.
15 ST E E N E N . 41 V1SCHEN.
H Gëboatzeefde Steaien. 40 Kruipende Vifehen.
13 Chryftallen. 39 Aaien.
12 ZO U T EN . 38 Water-Slangen.
II Vitriolen. 37 Slangen.
10 METAALEN. 36 Slakken zonder Huisjes*
9 HALVE M E TA A L EN . 35 Slakken.
8 ZWAVEL. 34 COMBYLIEN.
7 Karften. 33 Pyp-wormen.
6 AARDE. 32 Motten.
5 Gezuiverde Aarde. 3i IN S E C T E N .
4 WATER. 3° Gal-Infeéfcen.
3 LUCH T. as De bréede Spoel-worm Of Pier.
2 VUUR. 28 Polypen,
Fyner floffe dan ’t Vuur. * Zee-Netelen.
Deze Ladder, die door onzen,Schryver alleen tot een proef wordt öp-
* * * 2 ge?