’er ook geen vermaaklyker (tonden voor my, dan die, waarin ik de Wys-
heid, Macht en Goedheid van mynen Schepper met verwondering over-
denke. En ik merke alle de genen, die, door hunne edele v ly t , het
Menfchelyk gedacht op de Werken Gods opmerkzaam trachten te maken,
ook aan, als myne nutte en (lichtende Leeraars. Daarenboven leere ik
dagelyks die Waarheid beter kennen, dat men in de Natuur geen ding als
te gering moete aanmerken. Het toont ons in ’t algemeen de weinige
eerbiedigheid die men voor God heeft, wanneer men zo menigwerf deze
woorden hoort: Hst is der moeite niet waardig , dat men zo veel ophef
maakt van de verachtfte Schepzelen. Daarom worden ook zodanige fchrif-
ten, die ons aantoonen, hoe groot God zelfs in’ t kleinfte is, voor onnut
en overbodig gehouden. Doch ook hierin openbaart zich de menfchlyke
ydelheid, dat men andere Boeken, die vol ledige en nuttelooze vertellingen
zyn , o f die onze verdorven neigingen vleien, zeer hoogfchat. Vee-
len, die het niet voor overvloedig zouden aanzien, fchoon men van hun
leven en geringen handel geheele folianten volfchreeve, konnen nietver-
draagen , dat men, ter eere des Scheppers, een blaadje, v a n ’t leven
eener Rupfe o f eens Vlinders, vol fchryve. Zodanig een niet alleen, die
ons de Aanmerkingen, welken h y , veele honderd nachten door, over
de groote hemelfche Lichaamen gemaakt heeft, mededeelt, verdient lof
en dank voor zyne moeite en pooging; maar ook h y , welke ons dewon-
derbaare Wysheid Gods aan arme wormen zo zichtbaar befchryft, moeft
van ons met opmerking gehoord en zyne fchriften deswegen aandachtig
geleezen worden. Ik moete u dienvolgens ook ontdekken het vergenoegen
, dat ik over uwe Hiftorie der Infecten ondervonden hebbe. Ja zelfs ik
bedanke u door dezen voor de aangewende moeite en vlyt, die gy daaraan
zoroemruchtig bedeed hebt. fit hebbe niet alleen uwe Maandelykfche Bladen
geleezen; maar het verwonderenswaardige, dat ik daar in gevonden
hebbe, heeft my aangefpoord, om, volgens uw voorfchrift, door eigen
Proefneemingen, van de waarheid zo veeler Ontdekkingen overtuigd te
worden. En ik ben tot nog zo gelukkig daar in geweeft, dat ik by gelegenheid
en ledige uuren, reets het meefte deel der Rupfen, die gy be-
fchreeven hebt, ter Veranderinge gebragt hebbe. Ik moete in dezen betuigen
, dat ik alles daaromtrent zo bevonden hebbe, gelyk het van u be-
fchreeven is; behalve dat ik in de koleuren en tekeningen van eenige Rupfen
en Vlinders dezer gewelten eenig onderfcheid belpeurd hebbe; dat
echter in de hoofdzaak geen verfchil maakt. Het is my thans een zonder
derling vermaak, dat ik den Liefhebberen uwe zo fraai afgezette Fi-
miuren en de Voorbeelden in Natuur, te gelyk verwonen kan. Daar
fvn menfchen, die naauwlyks konnen gelooven, dat er werklyk zo
veelerleie foorten van Infecten beilaan; om dat z e , reets zo oud geworden
zynde , zulks nooit befpeurd hebben. W y zouden den tyd
onzes levens in ’t algemeen veel vergenoegder doorbrengen, mdien
we meer acht gaven op de fchoonheden der Natuure. Menigwerf zou
een enkele Vleugel van een Vlinder ons leeren, dat hy veel fchoo-
ner is dan veel andere dingen , waarvan zommige menfchen zo veel
werks maaken. Doch men vindt maar al te veel lieden, dre met eens
de moeite willen neemen, van ’er een oog op te (laan. Een Speeler
ziet niet lie v e r , dan de aardige afbeeldingen op de Kaarten, en het
ydel Tufferfchap houdt niets voor bekoorlyk , dan haare Kleederen,
Kanten en Linten. Dit is ook de rede, dat ’er zo veele, wanneer de
Dood hen deze zo heerlyk vercierde fchouwplaats der Waereld doet
verlaaten , niet anders z y n , dan een Menfch , die uit een Koninglyk
Paleis, o f uit eene fraaie Konftkamer gaat, waarin hy niet anders gedaan
heeft dan flaapen, o f flechts niets waardige kleinigheden van zyne
eigen vinding belchouwd heeft. Hierom zyn zodanige (chriften en
aanwyzingen ten allen tyde noodig en nut, welken de Menlchen uit
dien gewoonlyken flaap opwekken, en ze aanmoedigen, om vlytig te
leeren in het School, dat de Schepper beltendig voor ons open laat.
Derhalve is myn hartlyke wenfch , dat de goedertierene Schepper,
ook u , verder krachten , gezondheid , geduld en veele levensjaaren
verleenen moge. Want dan zullen wy nog menig Stuk van uwe
vlyt erlangen , dat veelen Leezeren tot luft verflrekken zal. ^ De begeerte
naar uwe toekomende Afbeeldingen en nette Befchryvingen der
Infeéten heeft ook my tegenwoordig aangedreeven, om aan u zelve»
te fchryven, enz.
* * * » 3 O O R -