derê achttien, twintig en twee - en - twintig Pooten, zo als de Rupfen der
Blad-Wespen. Zonder Pooten zyn de Maden der Muggen, der Slakken
, Wespen, Byen en Hommelen , der Vloon en Mier-Wormen
enz. Onder de Land- Infe&en, die niet veranderen, hebben eenige zes
Pooten, gelykerwyze de Springkhaanen, Krekels, Weegluizen en Luizen
, acht Pooten hebben de Spinnen, en Ziertjes; tien de Scorpioenen :
meer dan tien de Veelvoeten o f Polypen, de Oxelworm enz. Geene
Pooten hebben eindelyk de Pieren, de Lindwormen, de Aard-Slak*
ken enz.
• Water ■ Infe&en, die de Verandering ondergaan, wy
vinden onder dezelven o ok wederom eenigen , die zes Pooten hebben
, gelyk de Wormen der Waterkevers en Waternimphen , het Oever
aas enz. Zeftien Pooten hebben de Water-Rupfen , die in Mot*
ten veranderen. Geene Pooten hebben de Water-JMaden enz.
Onder de Water - InfeSten, die niet Veranderen, vertoonen zich zom-
mige met zes Pooten , als. de Water-Luizen en z .; met acht Pooten,
ziet men de Water-Spinnen enz. ; met tien Pooten , de Kreeften-
foorten enz.; met veertien Pooten, te Water-Oxelworm enz. Zonder
Pooten zyn de Bloedzuigers de Moffelen en Slakken enz. Wanneer
wy nu verder op de verfcheiden Eigenfcbappen der Infecten zien, zullen
wy wel haalt Kentekens genoeg vinden, door middel van welken
wy de veelerleie Geflachten wederom in hunne foorten verdeden kennen.
Hief toe behooren de hairen , de doornen , de hoornen, de
knoppen die wy aan de Rupfen belpeuren ; het gezellig en eenzaam
leven derzelven *. Eenige Infecten leeven van anderen huns gely-
k en , welke zy op eene liltige wyze weeten te betrappen, en deze
zyn Roof- Infeéten ; andere zoeken hun voedzel aan allerhande Kruiden
, in t bloed der Dieren enz. Zeer veelen zyn met Vleugelen
voorzien, en daar onder eenigen met vier, anderen met twee Vleugelen.
De Vleugels zyn o f geheele o f halve, harde o f weeke, bellooven
o f gladden. Zommige Infecten komen by da g, anderen by nacht te
voorfchyn. Eenige zyn met hoornen voorzien, andere niet. De
Sprieten, waarmede de meeften begaafd zyn f , vertoonen hier ook
eene
* Als mede de wyze haarer Veranderinge, die deels in, deels baiten de Aarde, endeeU
m, deels buiten het Water gefchiedt. K h ïm a n n .
f Uitgenomen de Spinnen en eenige Wormen; want dezen fchynen de Sprieten te ons»
breeeene
groote verfchëidenheid: want dezelven zyn o f lang o f kort; fpits
o f kolfachtig , glad o f met hairen bezet, enz. Eenige Infecten laatën
zich ook onderfcheiden door den reuk dien ze van zich geeven. Van de
Land-Infecten leeven ettelyke onder de aarde, andere in ’t hout, en
wederom andere in de bladeren der gewalfen, enz. Veele konnen door
de koleuren, daar zy mede pronken, onderfcheiden worden. Zommige
hebben een vang- o f knyptang, andere een zuiger, nog andere tanden,
en wederom andere een angel, dien ik , dewyl zy hem tot ver-
dediginge, o f tot voedinge, o f tot het Eierleggen gebruiken, den Verweer
Voed- en Leg-Angel noeme*. Dus is ook de verrichting der
Infecten onderfcheiden , nademaal eenige gantfeh ledig fchynen tè
z y n , andere maaken honig, weder andere fpinnen , enz.
Van zodanig een aart was het Ontwerp myner Verdeelinge; maar
dewyl ik daarop eerft begon te denken, na dat ik de uitgaave myner
Natuurlyke Hiftorie der Infecten reets begonnen had , was het my
niet mogelyk die vërdeeling te volgen; te meer, doordien de begeerte
der Liefhebberen zo groot was, dat my byna geen tyd overfchoo-
te om ze in goede orde te fchikken : want om alle Maanden precies
myne bladeren te leveren, moeit ik den tyd, die myne noodiger bezigheden
nog overlieten, enkel en alleen aan het Zoeken , Tekenen,'
Graveeren , Afzetten en Befchryven der Infecten beiteeden. Die nu
eens na wil gaan , hoe veel een eenig menfeh te doen hebbe , wanneer
hy dat alles, zonder iemands hulp, verrichten moet, zal hy zich
verwonderen , dat ik het met myne Infecten nog zo verre gebragt
hebbe. Ik vinde my in dezen wel verplicht, om de goedheid van
veele Begunitigers en Vrienden, die my allerhande Infecten toevoegden
, met dankbaarheid te erkennen ; maar fchoon zy my daar mede
dik*
breeken; en de Ledematen, die men by de Spinnen voer Sprieten mogt aanzien, ge-
lyken geenzins na Sprieten, maar zyn veeleer korte Pooten, welkemetmeerregt Voelarmen,
of Hulppooten, Vangpooten en diergdyke verdienen genoemd te worden; dewyl
ze hunnen Roof daar mede naar den Bek brengen, en naar believen konnen omwikkelen
By de meefte Mannetjes-Spinnen zyn deze Leden zelfs die Deelen, waar
aan de Teeldeel en bevonden worden.
Kl e emask.
* Ik zou dezen Angel liever eene Leg-pyp noemen, dewyl hy eigenlyk gefchikt is tolj het leggen der Eieren; hoewel hy ook dikwyls diene om hier o f daar in te booren.
, Kl eemank.