T ab. iii. weezen. Haar voorfte deel, benevens de Vleugelfcheeden , is graauwachtïg-
bruin, en met tedere donkere flip,pels befprenkeld. Voor aan’t hoofd kan men
.duidelyk de oogen van den Vlinder zien, die in ’t Poppevlies verborgen zit;
als ook eenige merktekens van de ligging der Pooten en Sprieten. De koleur
van ’t achterdeel der Poppe is helderer en meer rood - bruin. Behalve de Spie-
gelpunten, die op ieder Ring nog duidelyk te zien z yn , vertoont ook het achtereinde
nog een overblyfzel van de Rups, naamlyk het Hoorntje o f Staartje;
welk nu der Poppe van grooter hut fchynt, dan ’t eertyds voor de Rups was,
■ nademaal het, fty f geworden zynde, aan de eerftgemelde tot behulp ter om-
wentelinge dient. Het leven en de gezondheid dezer Poppe, gelyk die van and
e r e , wordt uit de beweeging, wanneer men ze aanraakt, gekend.
§■ 7-
> De meeften dezer Poppen blyven den Winter over liggen, en de Vlinders
komen eerft in Juny van 't volgende jaar te voorfchyn. Doch myne eigen ondervinding
heeft my volkomen overtuigd, dat men hier uit geen algemeenen
regel, met opzicht tot deze foort, kan opmaaken : hier toe hebbe ik aanleiding
gekreegen door een voornaam en geleerd Kenner der InfeÊlen, en begunfliger
myner Uitgave, die my met zyne Schriftlyke. Onderrichting daar omtrent verwaardigd
had. Ik zal de vryheid gebruiken van zyn eigen Woorden over deze
Stoffe, uit twee zyner geëerde Brieven, hier in te laffen. In den eerftepBrief,
in dato den x. Maart 1743. was het volgende vervat v
„ Ik hebbe nog een byzonder Verfchynzel by de genoemde Wolfsmelk-Rups
„ waargenomen , dat wel verdient verder onderzocht en in uwe fraaie befchry-
„ ving aangemerkt te worden. Ik hebbe naamlyk belpeurd, dat van de Jure-
„ lias, die in den Herfft veranderden , eenige weinige nog in dien zelfden
„ Herfft haarePapillons voortgebragt hebben; terwyl de meeften tot in het vol-
„ gende jaar, in Juny of Jaly, overgebleeven, en toen eerft uitgekomen zyn;
„ doch zommige (d a t my ’t meefl verwonderd heeft) zyn twee jaar over en
„ frifch gebleeven, en nadien tyd in Papillons veranderd. T e r beveftiginge
„ van dit laatfle, zende ik U E ., in dit nevensgaande Doosje, eene nog fri-
„ fche en zich zomtyds beweegende Aurelia; welke uit eene, door my in den
„ Zomer en Herfft des jaar 1741 gekweekte, Rups voortgekomen i s : terwyl
„ haare Gezellinnen, als gezegd is , gedeeltlyk in den zelfden Herfft, doch
„ de meeften in den Zomer des volgenden jaars 1742 Papillons geworden zyn.
„ lk hebbe dezelve voor weinig dagen eerft in de Doos onder de dorre Wolfs-
„ melk leévende gevonden; waar onder zy met fpinzel omtoogen en veran-
„ derd was; nademaal ik , wegens de menigvuldige bezigheden, aan de min-
„ ften, ten tyde haarer verandering©, de behoorlyke aarde had konnen bezor-
, , gen. Ik kan daar omtrent in myne Tydrekening niet miflen, dewyl ik den
„ voorleeden Zomer en Herfft van huis geweeft ben, en bygevolg geene Rup-
„ fen hebbe konnen kweeken o f onderhouden” .
Schoon ik nu aan de waarheid, dat deze my overgezonden Pop eene tweejaajaarige
w a s , geen de minfte twyffel kon flaan, te meer dewyl ik ’er zelf eene Tab. ii
had, die byna zo oud w a s tw j f f e ld e ik echter nog eenigen tyd daar aan, o f
’er naamlyk wel-een behoorlyke Vlinder uit voortkomen zou? Maar toen ik
naderhand een welgemaakten Vlinder uit de voornoemde Pop ontving, waar
©ver ik my niet weinig verheugde, begon ik de oorzaak na te fpooren, welke
de geboorte van dezen Vlinder zo lang vertraagd mogte hebben? Aan de Pop
had ik niets buitengewoons opgemerkt; weshalve ik op de gedachten v iel, dat
dezelve, zo als de myne, den geheelen tyd Op eene koele plaats gelegen had,
en dat de rypwording des Vlinders door de koude verhinderd ware. Wegens;
deze omftandigheden fchreef ik mynen Begunftiger, en ftelde paalvaft, dat hy
myn vermoeden billyken zoude. Maar ik ontving van hem het volgende Antwoord
: „ Op uwen ïaatften dient tot vriendlyk naricht, dat ik de overgezon-
„ den Pop van de Wölfsmelk - Rups, die tot in het tweede jaar frifch en lee-
„ vend gebleeven is , zonder Papillon voort te brengen, op geen koele plaats
„ bewaard hebbe; maar dat dezelve, zo wel des Zomers als des Winters, op
„ de derde verdieping, achter een Venfter- gla s, dat van ’s morgens tot ’s a-
„ vonds door de Zon befcheenen wordt, in eene Doos gelegen heeft. De
„ tleer N . heeft voorleeden Zomer eenige zodanige Poppen, die nu twee jaa1-
„ ren oud en nog frifch z yn , langen tyd in de Zon gezet, de Doos geopend,
„ en de Zon daar in laaten fchynen, en echter de geboorte dezer Vlinders niet
„ konnen verhaaften, die hy nu in dezen Zomer nog verwacht” .
lk ben zeer begeerig, en zal geene moeite fpaaren om te ontdekken, o f dit
tegenwoordig geflacht der Nacht Vlinders, hier in juift aileen iets byzonders-
aan zich heeft, dan, o f ook andere, gelyk ik byna niet twyffele , diergelyke
afwykingen derNatuure onderworpen zyn *'. Zeker Vriend heeft my nog van eè-
ne Pop, die, volgens myne Verdeeling , onder de tweede Claffe der Nachtvlinders
behoort; vaft verzekerd, dat dezelve by hem twee jaaren leevendgebleeven,
en ’er toen de Vlinder uit gebooren is. Ik voor my hebbe zulks tot-
heden toe nog aan geëne andere foort ondervonden: maar het gene ik vervolgens
hier omtrent ontdekke, zal ik naauwkeurig optekenen en mynen Leeze-
ren mededeelen. Voor tegenwoordig laat my de tyd niet toe hier over bree»
der'uit te weiden,
§. 8-
* Dat zodanig een lang verblyf in ’t Pöppeylies den Wolfsmelk - Vlinder niet alleen wedervaart,
heeft de Heer Röfil vervolgens zo wel als ik ondervonden : want dit gebeurt ook
zomwylen by andere Vlinders, als by voorbeeld, in den gröoten Paauwen ■ Vlinder, die
onder de tweede Giafle dezer Nacht Vlinders behoort, en. van den Heer Röfel in 't vierde
Deel dezer Infeéten- Hiftorie op Tab. XVI en XVII; afgebeeld is; als mede in eene andere
kleiner fport, ook tot gemelde tweede Clafle behoorende, die my nu ten tweeden maale
twee Winters door in 't Poppevlies gebleeven is, fchoon zeker Vriend dezelve na verloop.
van één Winter uitgekreegen hebbe. Ik zal deze byzondere foort-in myne By voegsels afgebeeld
vertoonen. Zomtyds zelfs, hoewel zelden, ondervindt men dit met eene foort-
van de Dag-Vlinders der tweede ClaiTe , te weeten met den zogenaamden Venkel-Vlinder*^
hier. voorens op Tab. I. van de tweede. Claffe der Dag-Vlinders afgebeeld.
K l e u ank..