T a*. kende Vlinder; dien ik echter maar uit ééne Pop verkreeg, dèwyl de överigè
VIII. bedorven waren.
§. 6. Betreffende den Vlinder, die nog in het zelfde jaar uit deze Pop voortkomt, dezelve
wordt, tegen de gewoonte der overige Nticht - Vlinders, en inzonderheid van die
der Eerfle Claffe, bereits twee uitren voor Zonnen - ondergang gezien; en is voornaam-
lyk op de Afrikaanen en diergelyke Rlokkebloemen te vinden; uit welken hy al vliegende
zyn voedzel zuigt; want hy kan, door middel der Videren, die zynen Staart
uitmaaken, zo gemaklyk in 't vliegen, ( gelyk de Roofvogels gewoon zyn,') als dean-
F ig . 5. deren in 't zitten, zyn onderhoud krygen. Het overige is in de afbeeldzels Fig 5 en
en 6. ö te zien.
Eg- 5-
Ook hier zal ’t noodig zyn eene wat omflandiger Befchryving te geeven.
Men. ziet dezen Vlinder in de 5 de. Fig. in eene vliegende gedaante en met zyne
natuurlyke koleuren afgebeeld. Dezelve vertoont ons het Mannetje, met uitgebreide
Vleugelen, dat ons de befte gelegenheid geeft, om het geen ’er by-
zonder merkwaardig in is naauwkeuriger te befchouwen. Voor a f merke ik
in ’t algemeen aan, dat deze, onder de Vlinders dezer Clafle, welken my tot
heden bekend z yn , eene van de kleinfte foorten is. Zo wel de Bovenvleugels,
als het dikke voorlyf, waar aan zy vaft zitten, en de Kop , hebben van boven
eene zwartachtig - bruin - graauwe grondverwe. In ieder dezer Bovenvleugelen
ziet men overdwars twee winkelhoekachtige zwarte ftreepen, tuflfchen welken
een klein kromloopend ftreepje ftaat, als de helft van een Ringetje. Behalve
deze zyn ’er nog twee andere ftreepen of vlakken in deze Vleugelen , die
alleen gezien konnen worden, om dat ze iets donkerer dan de grondverwe zyn,
en waar van de een kort aan ’t lid, en de ander omtrent den buiten-rand ftaat.
De beide Ondervleugels zyn , aan den buiten - rand, en naar ’t lid to e , wat
bruinachtig; doch deze bruinigheid verdwynt allengskens in ’t heldere,zo dat
ze in ’t midden volkomen Oranje - geel worden. Het Achterlyf is van boven
i n ’t midden ook donker-graauw, maar’t heeft aan de zyden heldere Oker-
geele vlakjes; en de fcherpte der zyden is met eenige kleine zwarte en witte
vlakjes zeer aardig vercierd. Het merkwaardigfte aan dezen Vlinder is , dat hy
een Staart heeft, die uit zwart Vederftof t’zamen gefteld is, en zeer wel ge-
lykt naar den Staart van een Vogeltje; en gemerkt dezelve eene zeer fnelle
vlucht heeft, zo komt het my gantfch waarfchynlyk voor, dat deze Staart daar
veel aan toebrenge. Zo wel het Mannetje als het Wyfje dezer Vlinders , is
met knodsachtige Sprieten voorzien, die graauw van koleurzyn. De Zuiger,
in die zelfde 5 de Fig. te zien, is by dit Nacht-Vogeltje tamelyk lang,en daarom
kan het zo veel te beter uit allerhande Klokkebloemen, en onder anderen
ook uit de Nagel- en Jasmynbloemen, het daar in zynde Honigfap, zo fpoe-
dig als behendig, uithaaien. De 6 de Ftg. vertoont ons een f ig . 6 . ftilzittend Wyrje
met geflooten Vleugelen; het welk, fchoon het door de dikte van ’t ly f gemak- T a*.
jyk van ’t Mannetje te onderfcheiden z y , nochtans bovendien zomwylen iets VUL
grooter is ; ook befpeurt men in de heldere Oker - geele vlakjes menigmaal nog
een merkelyk onderfcheid. De onderzyde van het Voorlyf en de Kop is door-
- gaans aan beide de' geflachten met helder Oker-geel ftof bezet , gelyk mede
de Bovenfchenkels der zes Pooten zyn. DeOpgen, die in een helderen grond
ftaan, welke door dit Vederftof gemaakt is , flikkeren met een rood-bruinen
glans *.
5- SMet
de befchryving van dezen Vlinder fluite ik deze Eerfte ClafFe der Nachtvlinders
, beftaande in 8 Plaaten, waar op ook zo veele foorten van Rupfen ,
Poppen en Vlinders afgebeeld zyn. Doch dit zyn ze niet alle, die zich in onze
Landftreek onthouden; want ik bezit niet alleen nog werkelyk eenige Rupfen
en Vlinders, die hier onder behooren; maar ik hebbe ook reets verfchéi-
den Rupfen dezer Clafle afgebeeld, waar van ik de Vlinders nog niet kenne;
en onder myne Verzameling bezit ik ook eenige Vlinders , die ik nog te rug
houde, om dat ik de Rupfen, waar uit zy voortkomen, nog moet trachten te
krygen: waar omtrent ik hoppe den gunftigen Liefhebberen in ’t vervolg te
voldoen f . Ondertuflchen mag ik zeggen, dat ik ’er in deze Clafle der Vlinders,
gelyk in de voorigen, geduurende de weinige jaaren , die ik met de In-
fe&en bezig geweeft ben, meer ontdekt, en met hunne Eigenfchappen en
Veranderingen befchreeven hebbe , dan iemand in Duitfchland , voor zo
veel'ik weet, gedaan heeft. Dit zegge ik niet om ’er roem op te draagen ;
want als ik ’er eenigen lo f door verdiend had, zou die veel méér den Liefhebberen
myner bladeren zyn toe te eigenen, welken my door hunne goedkeuring
hebben aangefpoord tot de voortzetting myner ontdekkingen. Ik zal ook al-
toos'allen yver infpannen om hun vergenoegen te bevorderen; en dewyl zom-
migen begeerig z yn , de Rupfen eens met andere Infeéten verwifleld te zien ,
beloove ik zulks eerlang in ’t werk te zullen ftellen; alleenlyk verzoeke ik , dat
ze zo lang geduld gelieven te hebben, tot dat deze Claflen der Vlinders geflooten
zyn. Behalve dat ze daar by niet verliezen zullen,worde ik intuflchen
ook in ftaat gefteld, om hun eene Befchryving van den Hart - Kever ( doorgaans
het Vliegend Hart genoemd) te leveren. Ik ben niet alleen zo gelukkig
geweeft, van een vry groot getal der Wormen, waar uit zyontftaan, deelachtig
te worden; maar dezelven zyn ook reets tot myn groot vermaak in de gedaante
van Poppen veranderd, waar uit ik in ’t kort den Hart-Kever zelven
hoo-
* Deze Vlinder, [die by ons in Holland gemeenlyk den naam van de Onrufl draagt, ] wordt,
uithoofde van zyne byzondere koleur en gedaante, by de Liefhebbers der Infeften in
Duitfchland doorgaans het Muisje genoemd. K l e em a n n .
t Deze belofte heeft de Heer R ife l door de Uitgave van het lilde en IV d« Deel vervuld.
Kleemani».