d e r I D A G-V L I N D E R s. ’ Tab. V. 9 3
nis desweders, binnen de 14 dagen kleine groene Rupsjes voort, die zich in ’t T ab.
begin alleen aan de onderfte zyde der bladeren, als ook aan de fteelen onthouden
, en zich met de bukenfte huid geneeren. Zy groeien zeer fpoedig, en
bereiken binnen weinige dagen de grootte van het Rupsje, welk ik aan den
Steel van het Kors- blad in de 5 de Fig. afgebeeld hebbe; ze beginnen dan ook Fig.
reets gaten door de bladeren te vreeten. De eerfte' huid, die ze afleggen , is
zeer teder en dun. Na deze vervelling, geduurende welke z y , gelyk doorgaans
alle Rupfen, eenigzins eene kleine ziekte uitftaan, en zich van 't eeten
onthouden, haaien zy het verzuimde' ryklyk weder in , en knaagen de bladeren
tot op de fteelen af. De bladeren verteerd zynde, gaan ze op de bloemen
los, en ieder haaft zich met alle kragt zo fterk, dat men bykans bewoogen
worde om te denken, dat de eene de andere in ’t eeten de loef zoekt af te winnen.
Vermits deze Rupfen geheel groen zyn, worden zeniet zo ligt als andere
aan de groenè bladeren ontdekt; waar by nog komt dat'zé mëeft aan de
onderfte zyde der bladeren verfchoolen zitten. Eene volwaftèn Rups , zo als Fig.
de i a' Fig. vertoont, zal, uitgeftrekt,. niet veel meer daneen duim lang zyn-
ook is de dikte van ’t ly f maar middelmaatig.
§. 2.
Om het onderfcheid dezer Rupfe met de voorige te duidelyker aan te tonnen
, zal ik dezelve wat naauwkeuriger befchryven. Zy is in ’t geheel groen
van koleur, over den rug en op de zyden donker Dof-groen; verder naar onderen
en aan den buik wat helderer of bleeker. Het hoofd is klein en rond.
Van het hoofd a f tot aan ’t einde van ’t laatfte lid loopt ’er een helder geelachtige
ftreep over den rug. Van onderen op zyde ziet men op ieder Ring
een klein geel vlakje, in wiens midden een kleiner zwart ftipje ftaat, waarnevens
zich nog twee geele flippen vertoonen , ' ftaande alle op eene re i, in de
lengte der Rupfe, en in een helderen grond; maar dezelven z yn , ter oorzaake
van hunne kleinheid, in het afzetten niet wel voor ’t gezicht te brengen. De
fpitze voor- en ftompe buikpooten, in gewoonlyk getal en orde zynde, hebben
de zelfde groene koleur als het ly f;w e lk alom met tedere en korte hairtjes bewallen
i s , die den glans der groene koleur verdooven *. Schoon deze Rups
zeer langzaam voortkruipe, legt zy echter dikwyls een verren weg af, om eene
plaats
* 9 Vin- t ,dikwyk, in gezelfcbap dezer Rupfe eene andere Dort, die haar fh grootte ge-
■ B ltol™r "’f volkomen gelyk, maar hier door van dezelve te onderfcheid™ is, datze.
in P(lS e ™ den I,ek1.er‘ ?e! len Rugftreep, een donker - groênen, en om de 9 luchtgaten \
eenoemrle ™ , a-gee vlakje , een geelen kring heeft; als mede dat men de overige boveni
n geele flippen hier m t geheel niet vindt. Deze byzondere foort van Rupfen ver-
a S 1" T 6 20 gtfteldS Pop en blinder; des men, indien de ondervinding het niet
Z0.U’ ^at .het pnderfcheid alleen toevalliger wyze ontftond:-maat ee-
vptli befchouwuig der beide Vlinders zal de. waarheid van myn vborgeeven behebben.’
wanneer ^eze ^ÜOrt van Rupfen in myne Byvoegzelen , afgebeeld, vertoond zat
' ’ K l ï e h a h k . M o