T ab. iv . Volmaaktheid gefchapen, en ze niet veel meer alle met gelykformige Eigenen
y. fchappen begaafd zoude hebben; zoniet de roem zyner Almacht, ten aanzien
van ons, op deze wyze vergroot en vermeerderd wierde. ' Intuflchen
heeft de Alwyze Schepper evenwel ook, ten aanzien der Rupfen zelven, on-
„ getwyffeld zyn byzonder doelwit gehad, waarom hy haar het vermogen en de
bekwaamheid medegedeeld hebbe, om een zo regelmaatig en konflig gebouw
voor zich te vervaardigen. Immers konnen diergelyke fpinzels in ’t algemeen
niet anders, dan de veiligheid en befcherming der tedere Schepzelen, die ’er
in opgeflooten liggen, ten oogmerke hebben : en ’t is eigenaartig té denken ,
d a t , daar de eene foort van Rupfen natuurlyker wyze geduurig aan meer of
grooter toevallen en ongemakken onderhevig is , dan de andere ; zo ook de
middelen en werktuigen, waar van een iegelyk zich tot haare bedekking o f tegenweer
bedient, evenredig daar mede op onderfcheiden wyze gefchikt zyn..
■ Trouwens dat het Spinzel onzer tegenwoordige Rtipfe, wat de valtheid, netheid
en konftryke fchikking aanbelangt, boven ontelbaare anderen ten dezen
opzichte een grooten voorrang hebbe, zal uit het vervolg myner Befchryvinge-
duidelyker blyken.
Deze fïyve Vederpnnten, waar uit de voorensgemeldé, en in verfcheiden
Figuuren afgebeelde Sluiting te zamengefleld is , zyn niet alleen indiervoege
naait elkanderin ’t rond geplaatfl., dat ze zeer naauw toefluiten, doordien ze
.van onderen, daar ze a a n ’t fpinzel vaflzitten, breed zyn, en van boven, daar
ze in een fpits punt te zamen komen, geduurig linaller toeloopen; maar hunne
voegen zyn nog daarenboven met eene menigte van vezelen begroeid en op het
naauwlte vereenigd, zo d a t ’er niet het allerminHe tuffchen doqr konne dringen.
Uit deze aangehaalde omltandigheden zal men zich, zo ik hoop, ligtlyk
een begrip van het bovengezegde konnen maaken; dat naamlyk deze Sluiting
o f dat Slot (ik weet dit Werk geen beter en bekwaamer naam te geeven ) niet
van buiten, zonder het met geweld te breeken en te bederven, konne geopend
worden. Daarentegen nu is ook zonder zwaarigheid te begrypen, hoe gemak-
lyk deze opening gefchieden kan, wanneer zy van binnen ondernomen wordt.
Hier toe is niet anders noodig, dan dat een lichaam, voor het welke de hals
van ’t fpinzel niet te eng is , rechtdraads tegen het fpitze aandrukke; door welke
drukking de vedérpunten. allengskens boven van elkander wyken , en de-
opening bygevolg van langzaamerhand wyder wordt, hoe meer het drukkende
lichaam daar tegen aan dringe; doch zo ras het zelve ’er door i s , vallen de
Vederpunten, als zynde veerachtig, wederom tezamen, en fluiten, als voo-
ren, zo net in elkander, dat men niet merken konne, o f ze ooit van elkander
verwyderd zyn geweeft. En op zodanig eene wyze gaat het ook to e , wanneer
onze Vlinder, waar van wy hier na zullen fpreeken, uit zyn verblyf te
voorfchyn komt; want dit is de gewoone uitgang van denzelven; daar anderen
in tegendeel eerlt met veele moeite de Muuren hunner Gevangenilfe moe-
Fig.u . ten doorbreeken, ingevalle z y de vryheid willen genieten. De i x Fig. on-
.. , zer
zer V Tab. km tot meerder opheldering van myn gezegde, dienen; nade T ab
maai zy den Vlinder, die in ’t uitkomen i s , benevens de geopende Sluitingen 1
van t Spinzel, natuurlyk voor oogen fielt. &
§. 8.
Toen ik voor de eerftemaal bezig was met diergelyke Rupfen, waar van wv
tegenwoordig handelen, op te kweeken , Helde haar fpinzel, dat ik nooit te
vooren gezien had, my reets in eene aangenaame verwondering; die echter
naderhand nog merkelyk grooter wierd, toen myne Vlinders uitgekomen waren.
Ik vond in eene myner Doozen, waar in zich de Rupfen ingefponnen
hadden, eens een paar nieuw uitgekroopen Vlinders, en even zo veel ledige
buizen ; maar hoe en waar deze Vogels uit hun lpinzel gekomen waren bleek
niet; dit veroorzaakte my veel nadenkens. Ik was altoos gewoon als ’er
eenige andere Vlinders voor den dag gekomen waren, gaten te vinden in ’t
Ipinzel, waarin z e , als Poppen, gelegen hadden: maar deze buizen waren nog
in haar geheel. Ik zag aan den hals yan dezelven zo min een uitgang , als elders;
en, byaldien ik van de Bygeloovige party geweeft ware, zou ik buiten
kyf gedacht hebben, dat het met myne Vlinders niet natuurlyk toegegaan was.
Doch, in plaats van door myne eigen fchuld in die Onweetenheid te volharden
, verdubbelde ijs veeleer myn y v e r , om achter de waare gefleltenis der
zaake te komen. | Ik fneed zulk een ledig fpinzel met de Schaar o p , en vond
er net dunneen msgelyks ledige Poppevlies, benevens de oude Rupfen-huid,
muggen; dus kon ik vaHHellen, dat ook een myner Vlinders daar in gehuis-
yefl was geweeft. Terwyl ik nu de inwendige gefleltenis van ’t fpinzel ter
loops befchouwde, fchoot my te binnen, eene Pennefchacht, die my voor de
hand lag, door den hals te fleeken; en daar door wierd eensklaps myne twyf-
feling opgeloH; dewyl ik naamlyk zag, hoe aardig de bovengemelde Sluiting
Zich opende., en ook, toen ik ’er de Schacht gantfch doorgetrokken hadde.
op het oogenbhk weder toeviel.
§• 9 *
Ten opzichte der veranderinge van de Rups in eene P o p , dezelve gefchiedt
by deze, even als by alle anderen. Na dat de Rups haar lpinzel met groote
ylyt vervaardigd, en zich dus tegen alle gevaar en ongemak, zo veel als mo-
gelyk is , beveiligd heeft, komt haar, na dezen moeilyken arbeid, ook de ruft
Zeer wel te flade. Z y blyft met een geboogen ly f nog een paar dagen, als
Rups, in haar yerblyf liggen, en wordt ondertulfchen allengskens korter én
dikker. Vervolgens barH de Rupfen - huid aan Hukken, krimpt ineen, en valt
eindelyk geheel weg; waar op de daar in verborgen geweefl zynde Pop te voor-
jchyn komt, (zie de i o de Fig.) die altoos met den kop naar den hals van ’t Fig.
Ipinzel gekeerd ligt. De Pop is dan naauwlyks een derden deel zo lang, als
d.e Rups te vooren was, en ook daarom des te dikker en Homper van gedaan-
D d z té*