Ta». I. vreeten overhaafte *; dat ook wel de oorzaak kan weezen, waarom ze niet zo
fpoedig, als die der eerfte Ga ffe , tot haaren volkomen wasdom geraakt, maar
langer tyd noodig heeft, eer ze als Worm haare volle grootte bereikt.
§ . 8.
Wanneer ze nu volwaffen is, maakt ze zich insgelyks gereed tot de veran-
dering, waar toe ze in de nabyheid eene plaats zoekt, die niet zelden op het
zelfde Kruid is, waar mede zy zich te vooren gevoed heeft. Aldaar maaktzy
zich , niet als die der eerfte' C laffe, met een om laag hangend hoofd , maar
veel meer met alle de pooten v a lt, in diervoege dat het geheele ly f op den
grond der plaatfe rulle, het zy het hoofd naar boven o f naar beneden gekeerd
. i s , o f dat de Rups recht o f op zyde ergens aan zicte. Daar op is ’t,- dat zy
zich van alle vuiligheid ontlaft; van alle fpyzen onthoudt; aan de achter-pooten
valt fpint, en het ly f overtrekt met een witten, tederen en Herken draad;
die tuffchen den derden en vierden ring derwyze over den rug gaat , dat hy
aan wederzyden op den grond, waar op de Rups z it , vaft gemaakt zy , van
boven fluite, en ter zyden een weinig van ’t ly f a f ftaa. Alsdan krimpt de
Rups te zamen, tot dat eindelyk, de huid van boven achter den hals openge-
borften, en door de menigvuldige beweeging afgeftroopt zynde, eene Pop gezien
wordt, van eene geheel andere gedaante dan die der Rupfen van de eer-
fte Gaffe.
S- 9-
Voor dat ik ter nadere befchryvinge dier Poppe overgaa, moet ik nog een
weinig zeggen van den draad, waar mede de Rups, ter plaatze haarer veran-
deringe, om het lyf valt gemaakt is. W y zien daar in andermaal een uitnee-
mendbewys van de zorge der Godlyke Voorzienigheid voor deze geringe
Schepzelen. Want dewyl deze Poppen in de open lucht blyven, zonder
bedekzel , gelyk die van de eerfte Clafle hebben , en bygevolg voor
weer en wind blootgefleld zyn; kon het ligt gebeuren, indien ze geen andere
vafligheid dan die der eerfte Clafle hadden, dat ze door een ftormwind, of
eenig ander toéval., van boven neder geworpen en verdorven; wierden. Doch
om zulks te verhoeden zyn ze njet alleen aan de achterfte pooten, maar ook
daar en boven door een draad over het lichaam aan de plaats van haar verblvf
dermaate vaft gehecht , dat ze niet konnqn vallen, of door weer en wind befchadigd
worden. . - . g i ■ • -
§• 10.
* Deze foort van Rupfen heeft, benevens de volgende, ook nog deze byzondere Eigenfchap:
dat ze, eer ze haare plaats verlaat en verder kruipt, den voor zich hebbende weg kruiswyze
bew.eeft;-voorts-het eene paar Pooten na het.auderin dit weefzel.vaft zet; en daar op, als op,
: een Ladder, over de Stengels, waar van ze door haare zwaarte ligt zou konnén afyallen. eu
' zich dus belchadigen, van de eene.plaats tot de andere, hoewel zeer langzaam,geraakenkan.
‘1 Doch deze Rupfen voleinden haaien weg niet zo bevreesd en beevend als de’ volgende, i
• - .........................-K L t n u s s.
§. 10, Tab. I.
Laat ons nu de Pop zelve, zo als ze in de 3,!e Fg. afgebeeld is , befchou-Fig. 3,
wen. Deze vertoont, gelyk alle de overigen dezer Claffe, geen zo duidelyke
Gryns als de Poppen der eerfte Clafle. Zy heeft wel van boven in 't midden
ook eene fpits toeloopende hoogte, maar die by geen neus vergeleeken kan
worden; de punten, die by de Poppen der eerfte Claffe de oogen verbeelden,
ontbreeken hier t’eenemaal; en in de plaats van hoornen ziet men hier een
paar ftompe bulten by elkander ftaan. lie t achterlyf is ook met geen fpitze,
maar met middelmaatige roodachtige uitfteekzels op de ringen voorzien. De
Poppen van deze foort verfchillenmerkelyk, zowel inkoleur als in grootte; zyn-
da eenige derzdven ftroo-geel en bruin, andere daarentegen helder- o f bleekgroen
; doch alle hebben ze aan beide zyden een oneffen geelen ftreep, die van
vooren tot aan het einde toe loopt. Tuffchen het voorfteen achterfte gedeelte
des lyfs, of ter plaatze daar de witte draad dwars over ’t ly f gaat, liggen
van onderen aan de zyden de Vleugelfcheeden, tuffchen welken van onderen
de Sprieten en de Pooten in hunne vliezen beflooten zyn : waar by als een
wonder aan te merken is , dat, ondanks de naauwe fluiting van den draad over
’t ly f, de huid van de Rups echter van vooren naar achteren afftroopen , en
alzo onder den draad doorkomen kan, zonder dat de huid blyft hangen, of de
draad gebroken wordt. Eindelyk zal ik nog zeggen, dat deze Pop, als ze gezond
en niet bedorven i s , zich ook op de minfte aanraaking fterk beweegen
moet; hoewel ze met het voorlyf, ter oorzaake van den draad, niet zo fterk,
als die der eerfte Claffe, rondsom van zich konne Haan.
g. 1 1 .'
. Wanneer deze Pop , het weer nog warm zynde, -op die wyze 14 dagen gelegen
h e eft, fpringt zy eindelyk van vooren o p , en alsdan komt ’er , niet
zonder eene moeilyke uittrekking der Sprieten, Pooten en des L y fs , een wan-
fchapen Vlinder te voorfchyn; die ten eerften , met veel gezwindheid:ergens
tegen opklimt, en zich in diervoege vaftzet, dat de Vleugels, over den rug te
zamen liggende, loodrecht nederwaarts hangen. Deze eenigzins geboogenen
zeer flappe Vleugels zyn aanvangkelyk niet grooter dan de fcheede of het vlies,
waarin ze beflooten zyn geweeft; maar zy groeien zo fpoedig, dat men hunne
aangroeijing zo duiddyk, ja nog duidelyker dan het voortgaan eens Minuut*
wyzers.op ’t Horologie,kan befpeuren ; gelyk ze dan ook binnen 10 Minuuten
hunne volkomen grootte en lengte , maar hunne behoórelyke Hevigheid nog
niet verkreegen hebben, als welke zy eerft na verloop van nog zo veel tyds
bekomen. Zo dra dit plaats heeft, reinigt de Vlinder zich; en hy laat, gelyk
die der eerfte Claffe, eenige druppels bloedrood fap vallen; hier op beproeft
hy zyneVleugels,dezelven etlyke reizen uit elkander fpreidende, en’ weder te
zamen leggende; waar na hy eene trillende beweeging met dezelven maakt, en
ijle Deel. ijle Stuk. K ein