evenwel de Befchryving wat op te korten, om de zulken, welken zy te
wydloopig voorkwam , eenigzins te vrede te Hellen; maar wel haalt
hadden anderen veel daar tegen , oordeelende , dat ze te veel betaalden
, wanneer ik twee koperen Plaaten met maar een blad Befchry ving
u itg a f: en om deze klagten weder uit den weg te ruimen, hebbe ik
naderhand de Befchryving verder voortgezet, zo als ik die eerft begonnen
had. Wat voorts de Zaaken aangaat, welken in de Befchryving
voorkomen, hieromtrent kan ik den Leezer verzekeren , dat ik
alles zelf waargenomen , en niets uit andere Boeken ontleend hebbe.
Ik wil niet zeggen, dat ’er geen gebreken in z y n ; maar w e l , dat ze
my tot heden toe nog niet aangetoond zyn ; het welke ik echter, wanneer
het met befcheidenheid gefchiedt, altoos met dankbaarheid erkennen
zal.
Na deze algemeene Vooraffpraak, Haat my in ’t byzonder nog eenig
gewag te maaken, van de fchikking, naar welke dit geheele Werk is
ingericht: maar dewyl ik by deze gelegenheid van de Verdeeling der
Metten moete fpreeken , en verfcheiden Liefhebbers gewenfcht hebben
, dat ik eenig Bericht mogt geeven. van de Infecten in ’t algemeen,
zal ik vooraf aantoonen,
IVat eigenlek I n s e Ot e n zyn.
Het Latynfche woord Infecta , ’ t welk zodanige Dieren te kennen
geeft, die gekorven z yn , dat is te zeggen, wier lichaam uit verfcheiden
als van elkanderen afgezonderde o f ingekorven leden beftaat , is
niet genoegzaam om alle Schepzelen, die voor Metten gehouden worden,
aan te duiden. Dus zien w y , by voorbeeld, uit het gene hier
voorens van de nuttigheid der Infetten gezegd is , dat men ’er ook de
Bloedzuigers en Slakken onder rekent; maar deze beide hebben in ’t
geheel geen ingekorven huid, en daar zyn meer diergelyken, van welken
men zulks moet zeggen, en die echter onder de Infecten geteld
worden. Hierom i s ’t , dat men een ander Kenteken opgezocht heeft,
om de Infecten van andere Dieren te onderfcheiden. Zommigenheb-
ben zulks in het bloed meenen te vinden, en het bygevolg daar voor
gehouden , dat de bloedelooze Dieren, dat i s , die geen bloedachtig
lap bezitten, ^alleen Infecten zyn. Nu is ’t wel zeker, dat, behalve de
Infecten, die’ hun voedzel in ’c bloed van andere Dieren zoeken, en
die,
die, fchoon men het ingezoogen bloed in hun lichaam vinde, geen eigen
bloed hebben, de meeften nochtans bloedeloos o f ten eenemaale van het
bloedachtig fap beroofd z y n : maar men vindt ’er evenwel waarin iets dier-
gelyks te befpeuren is. Dus ziet men, dat zodanige Muggen, die zich
met geen bloed voeden, evenwel een bloedachtig fap in den kop hebben,
waar van een iegelyk overtuigd kan worden, die maar eene gemeene Mug
dood wil drukken; en de zogenaamde Dag-Vlinders laaten a lle * , wanneer
ze uit het Poppenvlies gekroopen zyn , ter hunner zuiveringe een bloed •
rood fap vallen. Doch zo min als dezen gelyk hebben , kan ik ook anderen
, die de verandering van gedaante tot een kenteken der Infetten
maken, gelyk geeven: want behalve dat een groot gedeelte der Infecten
in ’t geheel niet verandert, zo zyn ’er ook Dieren, die veranderen, en
echter niet onder de Infetten behooren. Diergelyke zyn de Vorfchen,
die haare behoorlyke gedaante eerlt, na eene voorafgaande verandering,
erlangen f. Ik zou nu nog verfcheiden andere gevoelens konnen aanhaaien,
maar ’t lult my thans niet, my met derzelver wederlegging op te
houden, en ik zal daarom alleenlyk maar zeggen, dat ’er meer dan een
kenteken vereifcht wordt. Ziehier de kentekenen, welken ik uitgevonden
hebbe, en die, myns oordeels, bekwaam genoeg zyn, om de Infecten
van andere Dieren te onderfcheiden.
Het eer ft e Kenteken der Infetten is, dat ze geen beenderen, ribben o f
graaten hebben; gelyk men in andere Dieren, als Vogelen, Visfchen en
Slangen, befpeurt. Het liueede beftaat daarin; dat de Infetten o f met een
Zuiger, o f Angel voorzien zyn , o f met een Bek, die niet, gelyk by andere
Dieren , van onder na boven, maar altoos overdwars, o f van de
rechter na de linker, en van de linker na de rechter zyde geflooten en ge-
* Dat ’ er, ten opzichte van dit fap, onder de Dag-Vlinders eene uitzondering z y , en
dat ze niet alle, wanneer ze uit het Poppenvlies komen, een bloedrood Sap laateu
vallen, hebbe ik in dit Deel hier en daar reets aangemerkt.
KLEEMANtr.
t Hier van heeft de Heer Rafel ook een onvergelykelyk Werk, onder denTytel vanlVo-
tuurlyke Hijlorie der Vorjcbtn en Padden, met naar 't leven getekende en gekoleurde
Plaaten, uitgegeeven; dat de goedkeuring van alle Geleerden en Natuurkenners heeft
weggedraagen. Dit Werk is, gelyk aan ’c einde van ’t eerde Stuk dezes Deels gezegd
is, met eene Latynfche en Hoogduitfche Befchry ving, by de Uicgeevors van het tegenwoordig
Werk te bekomen, ea zal, zo Godt leven en gezondheid geeft, ookia’t
Nederduitfch verfchynen.