Turkoisblaauwe knoppen en zwarte fterrenpunten, benevens haaren prachtigen*
Paauwen - V lin d er en defzelfs- Eieren; de groote Ju liu s - K e v e r de groote
K ru is Spinnen en derzelver inwendige gefleltenifle enz.
„ Dit Deel bedaar in XL, Plaaten met haare verfcheiden afbeeldingen-.
Voorts wordt de Befdïryving in dit gantfche Werk met nutte en geleerde Aanmerkingen
door den Heer C. F . C. Kleem an n , Schoonzoon van wylen den Heer
R if e l, door gaande vermeerdert; gelyk aan de reets uitgegeèven Plaaten-en Befchry-
vingen kan gezien worden.
Men kan zich niet genoeg verwonderen over de naauwkeurigheid, waarmede
dé Heer R ofel alles heeft opgetekend; niet uit de menigvuldige Befchryvingen, die
van de Inlèaen zyn uitgegeeven, maar uit eigen ondervinding en door moeilyke
ïtavorfching, geduurendé een reeks van jaaren; waar door hy ook veele dingen
juifter dan andere nagefpeurd, en anders, bevonden -heeft, dan zommigen daar van
gemeld hebben, enz.
T O O M B E M J C M T
T O T D E
E E R S T E C L A S S E
D E R
D A G - T L I I D E I S ;
O F
Korte kefchryving der Kentekenen, waardoor de R u p s e n , P o p p e n
en V l i n d e r s dezer Clajje van alle overigen te
onderjeheiden zyn.
§• T.
et is genoegzaam bekend , dat de alleroudlte Natuurkundigen
Y j i het geheele Ryk der Dieren reets in eenige Hoofd-Claiïen, en
if I r l % deze naderhand weder in verfchêidè Onder-Cïaffen verdeeld
t f lB i l hebben. Dit was ook inderdaad van eene onvermydelyke nood-
zaakelykheid , zo dra men het onderzoek der natuurlyke ei-
genfehappen in levende fchepzelen als eene Weetenlchap begon te hand-
haaven, byaldien men een goeden voortgang hier in zou verwachten. M yn
tegenwoordig voorneemen brengt het niet mede, en de enge paaien, welken
ik my voorgefchreeven hebbe , zouden ook niet gedoogen , de menigvuf«
dige grooter en kleiner Claffen, waar in alleenlyk de Infecten (om van andere
Dieren niet te fpreeken) verdeeld worden, hier in eene daar toe naar
orde gefchikte lyft t’ zamen te brengen. Ik kan zulks tegenwoordig ook des
te gevoeglyker nalaaten, aafigezien ik beflooten hebbe zulks naderhand in
eene Algemeene Inleiding tot de Ilidorie der Infellen te doen. Dienvolgens
zal ik thans alleen de beweegreden melden , waarom ik de infecten, in
deze Clafle voorkomende , te zamengebragt, en dezelve van de overige
Dag-Vlinders afgezonderd hebbe.
A 5- 2.