d e r D A G - V L 1 N D E H Tab. IV. 87
als nu deze desgelyks in Vlinders veranderd zyn en Eieren gelegd hebben, zou Tab. IV.
uit dezelven weder eene andere foort van Rupfen voortkomen, te weeten die,
welke ik in de volgende Tab. V. 'zal afbeelden. Schoon dit geilacht - regifter
my nu van den beginne a f zeer fabelachtig en zelf ongerymd voorkwam, ver-
mits ik, door de ondervinding en redelyke befluiten, reets overtuigd was, dat
, ieder foort van leevende fchepzelen alleen haars gelyken, en geene andere foort
voortbrengt; wierd ik echter bewoogen, eenige Jaaren achtereen, de proef
daar van te neemen. Ik wierd daar door des te meer in de waarheid beveiligd,
en durve nu dit gevoelen van eenvoudige Lieden, n;et nog meer zekerheid,
als ongegrond en valfch , verwerpen.
§• 3-
Ik kan de tegenwoordige Rupfen noch Eenzaam, noch Gezellig noemen.
Want fchoon men de Eieren, daar ze uit voortkomen, in grooten getale by
elkander vindt, en de jonggebooren Rupsjes ook aanvangkelyk, als ze nog weinig
voedzel noodig hebben , een tydlang in gezelfchap byeen blyven; fcheiden
ze echter, een weinig grooter geworden zynde, van elkander, en een iegelyk
zoekt zyn eigen voedzel voor zich. Doch dat men ’er dikwyls evenwel veelen
by elkander op een Koolftruik vindt, is niet te verwonderen; als men haare
verbaazende menigte met de kleinheid der Gewaffen, waar op zy zich onthouden
, vergelykt. Waren de Moeskruiden en Kooltlronken zo groot als de
Ooft-Boomen, zouden zy ook meer ruimte hebben, om zich uit elkander te
veripreiden.
§• 4-
De Natuur toont zich even zo zorgvuldig om de fchadelyke Infeaen te be-
houden, als die, welken geen fchade veroorzaaken- Deze konnen ons tot eene
duidelyke proef daar van dienen. Het is niet te vergeefs, o f by geval, dat de
Vlinders van deze foort de Eieren altoos aan de onderite zyde van een blad
leggen. Deze voorzichtigheid is hun volftrekt noodig. Ik wille niet zeggen ,
dat de Landlieden of Tuiniers de groote menigte der Eieren op de bovenzyde
der bladeren tydiger gewaar zouden worden, en dienvolgens de voortkomft
van veele duizend Rupfen veel ligter konden verhinderen, door het afbreeken
en vernielen van zodanige bladeren; het welk zy nu liever nalaaten, dan de
moeite te neemen van ieder blad zo wel van onderen als van boven te bezich-
tigen; maar ik wil alleen in bedenking geeven, o f niet dikwyls, als ze boven
op de bladeren zaten, het geheele broedzel, o f door fterke plasregens , o f
door de al te groote hitte der zonneltraalen, zou uitgerooid en verdelgd worden
a Voor alle zodanige toevallen zyn deze Schepzels, onder een afdak der
bladeren, des te meer verzekerd. Dus moeit iemand zeer verblind en verftokt
zyn, die zulk eene voorzichtige fchikking der Natuure niet aan een godlyk
Wezen zou willen toefchryven. ° 1
*• * ! 11