C l a s s i s * II. Pa t il io n um N o cT v n É o K xm ..
Thhrm.
2 2?
De groote P innen-Rups*, met den breeden geelen
ruggeflreep, benevens haare verandering
tot in een V l i n d e r .
S- ia
V an de Rupfen, welke boven op den rug een gewas in de gedaante van een T ac.VII.
Tap of Pin hebben, zyn ’er verfcheiden foorten Ik hebbe ’er twee van
deze foort, die elkander in veele Hukken gelyk zyn, op ééne koperen Plaat af-
gebeeld; op dat men dezelven, ze tegen elkander belchouwende, des te beter
moge leeren onderfcheiden. De beide Rupfen op zich zelven zyn nog wel te
kennen, want, fchoon ze byna eenerleie koleuren hebben, is ’er echter een
groot ohderfcheid in de tekeningen; dus is ’er ook aan de Poppen nog wel ee-
nig onderfcheid te belpeuren; maar de Spinzels zyn volkomen eveneens; en,
dat het wonderbaarlykfte is , de Vlinders dezer beide föorten gelyken elkander
dermaate, dat men zelfs in de geringde kleinigheden, de grondverwe en de
grootte uitgenomen, eene zonderlinge overeenkom!! vinde. By deze omflan-
digheden zou het konnen gebeuren, dat menig een deze beide Vlinders voor
eenerleie foort aanzag, en den gröotften, Tab. VII. voor het WyQe, en den
kleinften, Tab. VIII. voor het Mannetje hield; en wel met des te grooterwaar-
fchynlykheid, aangezien de Mannetjes der Nacht - Vlinders doorgaans kleiner
en donkerer van koleur vallen , dan de Wyfjes. Maar zo wel als ik verzekerd
ben, dat de beide Rupfen onderfcheiden foorten z yn , en dat ze zich op onderfcheiden
gewaflen ophouden; ( want nog nooit hebbe ik ze beiden op één
Boom gevonden;) al zo zeker weete ik ook, dat ieder foort van de daar uit
voortkomende Vlinders haare Mannetjes en Wyfjes heeft, die bepaaldlyk in '
ieder foort te zamen paaren; en dat deze twee foorten’ gevolglyk niet met
elkander vermengd moeten worden.
§• £
Ik zal derhalve van ieder dezer beide Rupfen en haare verandering in ’t by-
zonder handelen, en met de grootfte foort, T(ib. VII. een aanvang maaken lk
hebbe dezelven nooit in ’t Voorjaar gezien, maar meerendeels in Auguftus of
September, en zomwylen nog laater in den Herfft. Haar gewoonlyk verblyf is
op
* De Schryver noemt ze de Tappen. Rups, oni dat ze eene kegeïswyze hoogte, naar een Tap
in een biervat gelykende , op den rug draagt; maar om dat by ons eene Zwik of Pin ver-,
ftaanbaarer i s , noemen wy ze Pinnen ■ Rups, en ze zou ook niet ongevoeglyk de Rups
mee eene foort van Kegel op den rug, of wel de Kegel. Rups genoemd konnen worden.
D e V e k t a a l e »