■ melk, met Cyprejcn bladeren, of het groote veeltakkige MeMmid) waar van ik in Tab. Hl.
de i e en 2 ^ tig. onzer Tab. een paar ilruikjes verbeeld hebbe. Zy groeit mee *Fig. i.
Tendeels in woelte en bofchachtige plaatzen. De naam van Wolfsmelk, o f Dul en 2/
vchmelk, is buiten twyffel aan deze Plant gegeeven, om dat ’er een wit o f melkachtig
fap , by ’t afbreeken van derzelver takjes, uit voortvloeit. Het is bekend,
dat dit fap van de Efula eene zeer fcherpe, brandende, invreetende en
Reik purgeerende eigenfchap hebbe. Vermits nu een druppel daar van bekwaam
is , om in eens Menfchen mond eene pynlyke branding, ja zelfs eene
ontdeeking te veroorzaaken; én.dewyl men met dat fap de Wratten en Lidtekens
der huid kan wegbyten, ja zelfs de gezonde huid kan laaten doorvreeten,
is het zeker verwonderenswaardig, dat eene Rups, wier lichaam immers van
veel tederer Vezelen te zamen gefield fchynt, dan het Menfchlyke, een met
zodanig invreetend en brandend lap vervuld Kruid, niet alleen voor haare lief-
fle fpyze nuttigt , maar zelfs van zodanig een vocht, dat de vafte deelen van
eens Menfchen lichaam wegbyten kan, haaren aangroei en levens onderhoud
ontvangt. Ik zou eene zeer bezwaarlyke , zo niet onmogelyke, zaak onder-
neemen, als ik de mogelykheid daar van, uit natuurlyke gronden, wilde ver-
klaarenen doen begrypen. Ondertuflchen moeten w y , van de wezenlykheid
der zaake overtuigd zynde, ons ten minden verwonderen over de Almacht en
Wysheid des Scheppers ; welke w y , uit zulke voor ons onbegrypelyke Eigenschappen
der Schepzelen, en inzonderheid uit de ongelyke werkingen van een en
i zelve lichaam in verjcbeiden anderen, gedrongen worden te erkennen.
§• 2.
My fchiet nog te binnen, dat veele Menfchen deze Wolfsmelk-Rups voor
een zeer vergiftig Infect houden, dewyl het Sap, dat zy ter haarer verwee-
ringe uit den mond fpuwt, op de huid van een Menfch niet alleen een jeuking
en fchryning veroorzaakt, maar ook, als de bevochtigde plaats gekrabd wordt,
eene ontdeeking te wege brengt. Doch ik houde dit enkel voor eene uitwerking
van het Sap des Kruids, welk de Rups weder uitgeeft, zo als zy het genuttigd
had. 0
5 ' 3 .
De Wyfjes dezer Vlinders, op onze III *= Tab. afgebeeld, leggen in Jiiny,
en zomwylen eerd in July, hunne Eieren aan de Wolfsmelk; waar uit.naver-
1P van t2 o f 1+ dagen, de jonge Rupfen der tegenwoordige foorte ter wae-
reld komen. Men kan aan deze, in haare eerde jeugd en middel-ouderdom,
nog weinig befpeuren van die fchoone koleuren en cieraaden, waar mede z y ,
volwaffen zynde, pronken: echter worden ze , van de eene vervelling tot de
andere, geduurig fchooner. In de if t j Fig. hebbe ik ’er eene, op een druikjeFis . is
van dit Kruid zittende, gfgebeeld , die reets wel tamélyk groot is , maar de
jaatde en fraaide huid nog niet ontvangen heeft. Dezelve is omtrent 2 duim
lang; doch yeele worden onder deze huid nog merkelyk grooter. Haaregrond-
S s verwe
e
' f i ■ ■ tii
u ffi
I
!H
i