T ab.I. eindelyk op een tamelyken afftand, doch langzaamer dan die der eerde Clas-
f e , voortvliegt.
§• 12. 1
Dus zien wy wederom een Vlinder of Zomer-Vogel, die, als hy volwaflen
is , gewislyk een der fchoonden en grootden dezer Clafle genoemd kan wor-
Fïg. 4. den. De 4 Je Fig. vertoont denzelven zittende met opgeklapte o f boven den
rug te zamen gevoegde Vleugels. Ik hebbe hem in dezelfde grootte afgebeeld,
als die gene was, welken ik verkreegen hebbe; hoewel ze niet a lle , zo myde
Fig. 5. ondervinding geleerd heeft, tot die grootte komen. De 5 de Fig. vertoont de
bovenzyde der Vleugelen, die veel fchooner dan de onderzyde is; gelykmen,
de beide afbeeldzels tegen elkander befchouwende , duidelyk kan zien. Nu
zal ik de gedaante dezer Vleugelen ten klaarde trachten te befchryven ; waar
by ik echter myne Leezers verzoeke, met de 4 de en 5 de Ftg. te raade te gaan;
dewyl het niet te ontkennen is, dat de verbeeldings - kracht veel meer geholpen
wordt door eene naauwkeurige Figuur, dan door de wydloopigfte befchryving,
De grondverwe van alle vier de Vleugels is helder Zwavel - g e e l, waar op a llerhande
zwarte vlakken en aderen, hoewel niet op eenerleie wyze, te zien
zyn; waar uit ontdaat, dat de eene Vleugel aan den anderen niet volkomen
gelyk is , en de eene zyde zich niet even zo als de andere vertoont. W y zullen
thans de onderzyde van den achtenden Vleugel eerd befchouwen. Aan
dezen ziet men ter plaatze, daar ze aan ’t ly f vad z y n , twee zwarte aderen ,.
waar van de eene van onderen breed is, naar den voorden rand geboogen oploopt
, eindelyk te niet gaat , en buitenwaarts een takje heeft; de andere
omringt het midden des Vleugels , en komt ten laatde, na op verlèheiden
plaatzen 6 takken naar den buitenrand gemaakt te hebben , weder ter plaatze
daar ze begonnen is. Voorts loopen ’er drie reien zwarte dreepen trapswyze
dwars door den Vleugel; en de ruimte tuflchen de twee binnende reien is gevuld
met graauwachtig geele dippen, tot aan den binnenden dreep, alwaar ee--
nebkumourmte o f bleek- blaauwe fchaduw gezien wordt. Achter aan den Vleugel
naar beneden ziet men een met zwart omzoomden tamelyk ronden Spiegel,
wiens binnende meed Kaneel-rood, en naar het ly f toe hleumourant o f bleek-
blaauw is. Verder naar boven daan nog 2 k 2 zodanige roodachtige vlakken
in den geelen grond, die niet zo groot, ook iets bleeker dan deeerdgemelden
z yn , en de gedaante van een hart hebben. Niet verre van den fpiegel, aan
den buitenden rand, vertoont zich een met zwart gevulde hoek. De Buitende
rand van dezen Vleugel is eenigzins uitgefchulpt, en by de 5 de ader, van voo-
ren afgeteld, deekt ’er een lang zwart met geel omzoomd punt u it; uit
hoofde van’t welke deze Vlinders, zo als andere, die ook met diergelyke, nu
langer dan korter, uitdeekende punten voorzien z yn , de Zwaluwen flaarten
genoemd worden. Eindelyk zyn ook deze Onder-Vleugels, ter plaatze daar
ze aan ’t ly f zitten, zwart gedippeld, en met geele hairtjes bezet. De onder-
Flg. 4. zyde des voorden Vleugels heeft eene geheel andere tekening, gelyk de 4 de Fig.
by den eerden opilag te kennen geeft. Men ziet terdond dat ’er twee Hoofdaderen
aderen in de lengte, en verfcheiden andere in de breedte door den Vleugel loo- Tab. I.
pen. Tuflchen de twee hoofdaderen bevinden zich 3 zwarte vlakken overdwars,
en wat verder op nog eene kleiner, nevens welke eene langwerpige
ronde vlak van de andere zyde doorfchynt. De onderde der zwarte vlakken
is de grootde; dezelve lo,opt overdwars wat laager over de ader, byna tot aan
’t einde des Vleugels, en is ook naar den kant van ’t ly f geelachtig - graauw
gevuld. De buitende rand van ieder. Vleugel heeft een fmal geel boordzel, en
op ieder ader een klein driekantig vlakje; daar aan grend een breede graan w-
geele zoom, die met 8 doorfchynende ovaalvormige geele vlakken voorzien is;,
en naad denzelven is nog een breeder, doch uitgefchulpte, zoom, die naar
den Achter-Vleugel toe zwart, en van vooren geelachtig • graauw is , omringd
met een zwart boordje, inzonderheid naar den kant des Achter-Vleugels, daar
hy ook het zwartde en volkomen gevuld is.
Betreffende nu de hovende, als de fchoonde zyde der Vleugelen, derzelver
grondverwe is insgelyks Zwavel -geel, (z ie de 5*° Fig.) en de onderde o fFiS- £
Achter-Vleugels hebben, behalve de zwarte aderen, een geelen uitgefchulp-
ten zoom, op welken men, in den zwarten grond, zes geele byna halve maans
wyze, en verder binnenwaarts zo veel blaauwe fchoon gedippelde en iets groo-
tere vlakken ziet. Op het einde daan de Kaneel - koleurige vlakken of fpie-
gels, met blaauw en zwart omzoomd, en die op deze zyde fchooner dan op
de andere zyn. De bovende zyde der Voor-Vleugelen is byna zo gedeld als
de onderde zyde; behalve dat de groote vlakken naar ’t ly f toe zwarter, en *
met veele geele dippen vercierd zyn. De buiten-rand is fmal geel geboord,
en heeft, in een breeden zwarten zoom, 8 ovaal ronde geele vlakken, en verder
binnenwaarts eene rei tedere geele dipjes.
Wat verder bet L y f van dezen Vlinder aangaat, hetzelve is-geelachtig en
hairig; bedaande, zo als alle de anderen, uit drie deelen, als het Hoofd, het
yoor- en Achterlyf. Het Hoofd is voorzien met twee zwarte met kolfjes ver-
cierde Sprieten, met twee ronde blinkende Oogen, en van onderen met een
te zamen gerolden Slurp o f Zuiger. Aan het V o o rlyf zitten zes zwarte Poolen
» wier boven-einde met geele hairen bezet zyn. Het Achterlyf heeft ter
wederzyden een zwarten dreep, en verder naar onderen nog een diergelyken ,
in de lengte. Dus ziet men ook over den rug van ’t voor- en achterlyf een
breeden zwarten dreep. Ten opzicht van de zes Pooten, waar mede deze
Vlinder voorzien is, moet ik nogmaals aanmerken, dat zulks een Kenteken
der Dag-Vogels van de Tweede Clafle zy,
§• 13-
Dezen Vlinder dus verre, zo ik hoop naar genoegen, befchouwd hebben-
. » menen wy ook iets te melden van zyne Spyze, zyn Verblyf en zyne V er richtingen.
Een Vlinder geworden zynde, voedt hy zich niet meer met de fpy-
z e , die hy als Worm genoot; maar hy vliegt terdond naar de Bloemen , en
zuigt zyn voedzel met zynen Zuiger daar uit. Men vindt deze Vlinders van
K 2 de