T W E E D E C L A S S E
§• I 3‘
Deze Vlinders, hoe ongelyk ook ten opzichte der koleuren , paaren echter
reet elkander; het welk tot een flerk bewys verftrekt, dat ze van eenerleie
foort moeten weezen. ( Zie de I Ide Clafle der Dag • Vlinders, Tab. V . §. 5.)
De bevruchte Wyfjes leggen hunne Eieren wederom in den Herfft; welke Eieren
niet volkomen rond, groenachtig van koleur, en van boven en van onde.
j ren met eene kronkelige linie vercierd z yn , waar van ik ’er eenige in de 8 fte Fig.
ontworpen hebbe. Na dat nu deze Vlinders aan de Wetten der Natuure in
hun leven voldaan hebben, is hun leven ook verder niet noodig; en zy moeten
nu voorts, door hunnen dood, aan anderen voedzel verfchaffen; nademaal
zy ontelbaare kleiner Infecten tot fpyze dienen.
§• 14*
Alhoewel nu uit de voorige Verhandelingen genoegzaam te zien i s , wat
reen by de kweeking dezer Rupfen, zo voor als na haare verandering, in acht
te neemen hebbe; zal ik nogmaals ten overvloede erinneren, dat reen, buiten
het dagelykfch noodige frifche voeder, enkel in Gras beftaande, dezelven nu
en dan eens met frifch Water befprengen moet; waar door alle Nacht-Vlinder
Rupfen gemeenlyk eene groote verkwikking erlangen.
De fchadelyke, hairige, bruine R u p s , met den groeten
Kop, en met roode en blaauwe bultjes, benevens
baare verandering tot in een V linder.
§• i ..
Tab. III. T A a t ’er onder de Gallen der Nacht - Vlinders zo w e l, als onder de Claflen
\ - J der Dag - Vlinders, zeer fchadelyke lborten te vinden zyn , moeten w y ,
in zommige jaaren, tot ons grootfte verdriet ondervinden. Ik hebbe hier yoo-
rens, onder de II <*' Clafle der Dag-Vlinders, Tab. III. §. 1. reets gewag 'gemaakt
van fchadelyke Nacht - Vlinder - Rupfen; en nu zal ik deze foort, tot
een voorbeeld, onder ’t oog brengen, en ’er eene uitvoerige Befchryving van
mededeelen. Deze foort van Rupfen heeft menigmaal meer fchade gedaan, dan
eenige andere foort magtig is te wege te brengen. Byaldien het weer hun gun-
ftig is , groeien zy dermaate fterk in getal, dat z e , door haare verflindende
menigte alleen, een misgewas en duurte in de Boomvruchten konnen veroorzaa-
ken. De Boomen in ’t Wout zelfs blyven van dit Rupfen- geflacht niet onge-
fchonden, maar worden van hunne jonge uitlpruitzels en bladeren beroofd.
. §• s-
C l a s s i s - II. fk m in m r M JSZo c t u r n o r . v a a
j ï r i l , 1 ^
T«tni
-é. c/ÿ. Z. ^