T ab. vin uitkomt, als het andere reets volwaffen en kort aan den tyd zyner verande-
ringe is; te meer, dewyl buiten dat, gelyk men weet, de Rupfen dezer Clafle
fpoediger groeien, dan die der andere. En dit is de eerfte oorzaak, dat dit
gedacht der Rupfen byna den gantfchen Zomer door te vinden is; fchoon ie.
der broedzel op zich zelve niet meer dan 2 o f 3 weeken noodig hebbe, tot
zynen volkomen wasdom. Doch hier by komt nog eene andere oorzaak, naam-
lyk , dat de Vlinders, die, naa t ondergaan der geregelde veranderingen uit
deze vroegtydige Rupfen gebooren worden, (evenals de overwinterde Vlin-
•ders, die in t Voorjaar uit hun Poppevlies gekroopen zyn, ) hun gedacht
andermaal vermeerderen, en de Planten met Eieren bezetten. Want dewyl
uit deze Eieren weder Rupfen gebooren worden, en ’t eene broedzel geduurig
na t andere uitkomt, zo wordt dezer wyze het gedacht tot in den Herfftvoortgeplant
; wanneer zy allen in zodanig eene orde, als zy uit de Eieren voortgekomen
zyn, ook weder in Poppen veranderen; deze Poppen blyven verder
tot in ’t Voorjaar hangen, en ’t gaat dan weder op dezelfde wyze, gelyk boven
gezegd is. , Ondertuffchen kan men uit dit voorbeeld genoegzaam zien, hoe ’t
mogelyk z y , dat ieder foort van Infecten, volgens haaren aart en gefteltenis
van de Scheppinge af aan tot op onzen tyd, voortgeplant wordt, en zich kan
voortplanten zo lang de Waereld Raat, fchoon het nog duizenden van iaaren
zoude duuren. J
§. 2.
De veelvuldigheid van zaaken , die ik nog te melden hebbe, gebiedt my
thans zonder eenigen omflag tot de hooftzaak over te gaan. Betreffende het
verblyf en de fpyze der Rupfen, op de V I I I '*<= Tab. afgebeeld, weet ik geen
ander gewas op te noemen, dan de groote Brandnetel, waarop de meefte Poorten
van Doorn-Rupfen zeer greetig aazen. Doch die ze poogt te vinden
moet ze op zodanige Netels zoeken, die niet in ’t open veld, maar in de Bos*
fchen en Tuinen ftaan; en wel aan fchaduwaehtige plaatzen. Ik heb ze Gezellig
genoemd, niet alleen om dat de Eieren, daar ze uit voortkomen, door de
Vlinders, aan de onderzyde der Netelbladeren, hoöpswyze te zamen gelegd
en vaftgelymd worden; maar om dat ook ieder broedzel dezer Rupfen van
den tyd haarer geboorte af tot aan haare verandering , geftadig byeen blyft
Zo ras zy de Eierfchalen verlaaten hebben, bedekt de gantfche kudde zich met
een wit-graauw fpmzel, en blyft daar onder verfchoolen, tot dat haar voorraad
van voeder verteerd, en zy genoodzaakt is eene andere weide te zoeken
Terzelver tyd leggen zy ook haare eerfte huid af, en laaten dezelve in haare
oude woomng te rug: Ik kan evenwel niet nalaaten te melden, dat z e , voor
haare eerfte vervelhng, glinfterend donker - bruin z yn , en men nog zeer weinig
van haare doornen bemerken kan. Zo dikmaals nu als z e , eene afgeweide
plaats verlaatende, eene friffche weide betrokken hebben, bewinden zy zich
ook telkens met een nieuw, doch eenigzins zachter, fpinzel. Deze Rupfen
zyn m haare foort zo klein, dat de allergrootfte daarvan naauwlyks één duim
in de lengte kan haaien. De 3 a 4 voorfte leden o f ringen van ’t ly f zyn merkelyk
49
kelyk dunner dan de overige; zynde inzonderheid de hals zeer rank. Deze is T<b.
ook onder alle de leden het eenigfte, daar geen doornen aan te befpeuren z yn .VI11,
Daarentegen is aan beide de Rupfen - gedachten, op deze Plaat afgebeeld, dit
zo zeldzaam als merkwaardig, dat dezelve boven op het hoofd een paar dier-
gelyke doornen hebben, als op het lyf. Deze doornen hebben, zo ten aanzien
van hunne bytakjes, als ten opzichte der plaatze daar ze ftaan, veel over-
eenkomft met de hoornen van een hart; en verdienen deswegens met meer
regt den naam van hoornen, dan die lange doornen, welke de voorensgemelde
Rupfen op den hals draagen. Het getal en orde der doornen op het ly f is
als volgt: de eerfte twee ringen naaft den hals zyn met 4 , de andere altemaal,
behalven den laatften, met 7 , en de laatfte wederom met 4 doornen bezet.
Het hoofd is tamelyk klein, van boven iets verdeeld, en met de gemelde twee
doornen vercierd.
§• 3-
Raakende nu de koleur onzer Rupfen , daar wy thans van fpreeken, ik hebbe
’er drieërleie onderfcheiden foorten van gevonden, doch nooit onder eener-
lei broedzel by elkander. Want in zo menig een broedzel als ik gezien hebbe,
waren de Rupfen alle van eenerleie koleur. Hierom was ik ook in myne hoop
zeer bedroogen; ik verbeeldde my eerft vaftlyk, dat ik zo veelerleie gedachten
van Rupfen ontdekt had, als ik onderfcheiden koleuren en tekeningen zag ,
maar wierd naderhand by de verandering ontwaar, dat het maar eenerleie foort
van Rupfen was, en de koleuren my misleid hadden; dewyl ik aan de Vlinders
, uit myne drieërleie foorten voortgekomen , niet het minfte onderfcheid
belpeuren konde. Van dien tyd a f heb ik my zo veel niet meer op
de koleur verlaaten. Het eerfte broedzel, dat ik vond, was zwart, en had
niet alleen op ieder zyde een roodachtig-bruinen ftreep, maar de buik en de
ftompe pooten waren ook van die koleur; van welke foort de 1. Fig. op deze Fig. 1
8 ‘,e Tab. een voorbeeld vertoont; en zo waren de meeften, die ik gezien hebbe.
Naderhand kreeg ik ’er ook eenige, die geheel en al OkeT geel waren,behalve
dat ’er 5 zwartachtig - bruine linien over de huid liepen ; waarvan de
breedfte,midden over den rug gaande,aan het achterfte lid wat fmaller wierd,
en de 4 overige aan ieder zyde 2 tegen over elkander ftonden. Eene dierge-
lyke is in de z d- Fig. afgebeeld. De derde foort, die men in de 3 de Fig. ver- fig. 2
beeld ziet, heeft veel overeenkom!! met die van de eerfte Fig.-, echter met d iten 3-
onderfcheid, dat ze Hechts zwart-bruin van koleur is , en haare doornen Okergeel
zyn; welk laatfte men niet gevoegelyk met het Penceel kan afmaaien. Deze
foort is my de zeldzaamfte van de drie voorgekomen. De Kop en de
Hartshoornen zyn by alle drie zwart. Ook ziet men tuffchen de ringen in de
leden kleine blinkende knopjesaltemaal van dezelfde koleur als de overige
grondverwe der huid. Het kruipen dezèr Rupfen is aanmerkelyk; want zy be-
weegen zich niet lid voor lid, om voet voor voet voort te gaan, gelyk andere;
maar zo dra zy zich met het gehëele ly f te gelyk voortgefchopven hebben, bly-
VCILjZer>te! aS 'vec*er een weinig ftil zitten. Wegens haare manier van veran'-
ijl'Deel. ijle Stuk. G ° dering