3<5 EERSTE C'LAS-SE
T ab. VI. nu dat ze in grootte toeneemen, maaken ze ook haar blader - gebouw ruimer ■
By warm Zomer-weer "hebben deze Rupfen niet meer dan 12 a 14 dagen tot
haaren volkomen wasdom noodig; binnen welken tyd zy ook byna dagelyks verhuizen,
en eene nieuwe wooning vervaardigen en betrekken moeten. Deze
onze Rupfen ondergaan niet veel verandering by haare Vervelling. Men vindt
ze wel, als boven gezegd is , van allerhande koleuren, als geele, bruine, groene,
en ook zomtyds zwarte; maar elk behoudt meerendeels de koleur, die zy
van den beginne had._ De geflalte en de gedaante der Leden o f Ringen, be-
nevens alle overige Eigenfchappen , zyn eveneens in alle deze Rupfen van 011-
dericheiden verwe Haare Doornfpitzen zyn niet heel lang, echter heeft elk '
haare kleine bytakjes; en de koleur is meeftal geel.
% . 1.
Fig. 1.
Fig- *•
§• 5-
Dat ik op de bygevoegde V I de Tab. vier byzondere Figuuren van eenerlei
Kupfen ontworpen hebbe," is enkel daarom gefchied, opdat de onderfcheiden
Koleuren van haare huid m ’t afzetten aangetoond konden worden; buiten dat
had ik my m myne befchryving wel met eene enkele Figuur konnen behelpen.
JJe eerde onzer Figuuren vertoont, zo als de drie overige,eene geheel volwas-
len Rups. Zy is eenigzms gekromd, zo als ze gemeenlyk zitten , afgebeeld,
en in die geftalte omtrent 1+ duim lang. Doch geheel uitgeflrekt is ze iets langer,.
dat evenwel niet boven \ duim bedraagt, gelyk de 2^ Fig. aantoont.
Deze tegenwoordige foort van Rupfen is, voor zo veel ik tot nog toe weete,
de dikite van allen dezer ClalTe. De ringen van haar ly f zyn zeer duidelykvan
elkander afgedeeld, van welken de dikften in ’t midden liaan; terwyl ieder
derzelven met eemge reien in ’t rond zittende kleine knopjes voorzien is. Het
Hoold, dat met heel groot is, en, gelyk alle de hoofden der Rupfen dezer
t-ialie, de gedaante van een hartje heeft .draagt eene menigte tedere en naauw-
Jyks zichtbaare doornpuntjes. Op de overige Ringen Haan de reets gemelde
doorn I pit zen m dezervoegen: de twee eerite ringen naall den hals (want deze
is ledig) hebben elk 4 , zomwylen ook, hoewel zelden, 6 doornen; alle ove-
rige, tot aan den laatllen, hebben ’er 7 , te weeten aan ieder zyde a en een
enkele boven op het midden; op den laatllen ring ziet men dan weder 6 doornen
, waar van er 4 kort aan ’t lid , en de andere 2 heel achter aan liaan Het ’
j etal’ g.e°aante en plaats der Pooten is even zo , als men aan alle anderen
dezer Clalfe befpeurt. Maar eer ik van de overige Eigenfchappen, die deze
tegenwoordige foort van Rupfen met elkander gemeen hebben, fpreeke, zal
ik nog kortlyk het noodige aangaande haare verfcheiden koleuren melden. De
Rups in de 1. Fig. heeft eene bleek-groene grondverwe, aan ieder zyde voor-
zien met een paar geele ftreepen.die langs de geheele lengte van ’t ly f loopen,
en waar van de onderlte iets breeder en fchooner van koleur is dan de boven-
lte De Fig. vertoont eene in ’t kruipen uitgellrekte Rups, wier huid
rood bruin van koleur, en met een enkelen Itreep aan ieder zyde vercierd
Aan deze Rups zjet men ook de bovengemelde kleine knopjes op alle
ringen heel duidelyk; alhoewel men dezelve aan de zwarte in de 3de Fig. afge- T ab. vr.
beelde Rups nog veel beter zien kan, dewyl ze hier geel z yn , en bygevolg op * 8" 3-
den zwarten grond des te duidelyker in ’t oog vallen; gelyk dan ook de geele
zy - liniën deswegens wat helderer voorkomen , dan aan de anderen. Boven
deze liniën o f ftreepen zit eene byzondere rei geele knopjes , die wel iets
grooter, maar niet zo verheven zyn als de andere. In de 4de Fig. vertoont Fig. 4.
zich eene onzer Rupfen in een zwavel - geel gewaad , onder welke foort men
zo wel, als onder de drie voorigen, eenige, die wat helderer, andere die wat
donkerer z yn , kan aantreffen. Alle deze befchreeven foorten^ veranderen, dit
weetik zeker, in eenerleien Vlinder. Haare blader - wooningen maaken ze
lieffl boven in den top der P lan t, waar door men dezelve ook op den aftand
van eenige fchreeden reets ontdekken kan. Deze wooningen zyn van binnen
mooi rond en zeer regelmaatig bearbeid. Wanneer nu de Rupfen debinnenfte
blaadjes en ff groene bloeifel der Netelen afgegeeten hebben, en de buitenfte
bladeren ondertulfchen beginnen te verwelken, kruipen zy ’er uit, zoeken in
de nabyheid een ander takje, o f klimmen, als het weezen kan, aan het zelfde
takje hooger op, en maaken zich daar weder eene nieuwe Tente; waar aan zy
geen minder moeite en.iever belleden, dan aan de voorige. Haare verlaaten
legerftede wordt alsdan van de Spinnen in bezit genomen, tot wier yerblyf dezelve
zeer bekwaam en voordeelig is. Hier uit is ’t ontftaan , dat ik zo menigmaal
niet dan Spinnen in de toegewikkejde bladeren vondt, in plaats van
Rupfen ; dewyl ik ’er, gelyk naderhand bleek, te laat na gezocht had. »
§• 6:
Met de verandering dezer Rups in eene Pop zal ik my niet ophouden, ge-
fchiedende zulks by haar zo als by anderen dezer ClalTe ; in diervoege naam-
lyk, dat ze eene bedekte plaats z o e k t, zich door een weinig fpinzel met de
achterfte pooten daar onder vafthecht, vervolgens met een gekromd ly f zich
zo lang herwaarts en derwaarts beweegt, tot dat de huid openberft , en de
Rups dan in de gedaante eener cierelyke Poppe te voorfchyn komt. Aangaande
de figuur, zyn alle Poppen van deze foort eveneens, en van anderen ligt
te onderfcheiden; haare koleur is wel eenige verandering onderworpen, doch
dezelve is van weinig belang. De gantfche befchouwing onzer Poppe, in de
5de Fig, afgebeeld , erinnert ons terftond, dat ze onder de tegenwoordige Clas- Fig. 5,
ie behoort, Haare hanging, haare gryns, en dat ze geen fpinzel om zich
heeft, zyn genoegzaame kentekens daar van. Zy onderfcheidt zich van andere
Poppen dezer ClalTe voornaamlyk hier door ; dat ze geen fpitze hoornen,
maar in plaats van die een paar ftompe en ronde knopjes voor aan ’t hoofd
heeft, en datalle haare hoogzels, inzonderheid de neus, iets kleiner zyn. De
gemeene en gewoonlyke koleur dezer Poppe is bruinachtig helder - graauw ,
maar de punten of hoogzels zyn donker - bruin. De voornaamfte cieraaden,
waar mede de Natuur de Poppen dezer ClalTe befchonken heeft, naamlyk de
voortreffelykegoud-blinkende vlakjes, zyn aan deze tegenwoordige foort.in
E 3 me