Tab.VII. op de Peereboomen*, met welker bladeren ik ’er veelen, tot aan de verander
ring, opgevoed en opgekweekt hebbe. Men vindt ’er zelden meer dan 5 of
6 aan dén Boom, en deze nog altoos van elkander verwyderd. In Juny en
july leggen de Wyfjes • Vlinders van deze foort de Eieren enkelvoudig aan de
Peereboom- bladeren,- waar uit naderhand de kleine Rupsjes vöortkomen, die
hunne voornaamfte Kentekens,naamlyk den geelen rugflreep, en de Pin,reets
mede ter waereld brengen. Buitendien zyn ze in koleur nog merkelyk van de
volwaflen onderfcheiden; alzo de grond, idie zich hier byna zwart vertoont,
aan de jongen Hechts bruin achtig is; ook hebben de daar in ftaande dwarsftree-
pen nog geen zo hoogroode, maar meer eene Oranje ■ geele koleur. Zy vervellen
zo dikmaals als andere, en worden daar door geduurig fchooner en ken-
nelyker, tot dat ze eindelyk, na de laatfle vervelling, haare volkomen groot-'
t e , geflalte en koleuren erlangen, zo als eene der Rupfen van die foort, in de
% , 1. i ïïg- afgebeeld is. Z y worden niet ligt volkomen 2 duimen lang, fchoon
ze haaren grootften wasdom bereiken. De Kop is rond, iets dikker dan de
hals, of het eerde lid, en blinkend zwart van koleur; dezelve heeft van voo-
ren, tot eencieraad, een paar fmalle geele ftreepen, die van boven in een
fpitzen winkelhoek te zamen loopen. Aan den hals zitten veele rood - bruine
en zwart - graauwe hairen, die over den Kop hangen, maar denzelven niet bedekken.
De overige huid heeft drieërleie verfcheiden grondverwen, die ik
eerft zal opnoemen, voor dat ik de andere cieraaden befchryve. Van boven
over den rug loopt de reetsgemelde breede zwavel geele Itreep, welke door
de Pin of Tap ,’ die net op den vierden ring Raat, in twee deelen gefcheiden
wordt, en achter aan het laatfle lid fpits toeloopt. De beide zyden hebben
eene zwarte grondverwe, en het onderfle deel des lyfs, o f de Buik, is witachtig.
Betreffende nu de cieraaden dezer Rupfe, ónder dezen is de Pin of
Tap op den rug de voornaamfte. Zy is niet anders dan een uitwas van den
Ring, daar ze op gezien wordt, en van diergelyke vleefchige vezelen, als waar
uit het gantfchê ly f beflaat, te zamen gefield: van boven is ze niet volkomen
fpits, -fchoon ze daar wat dunner en leeniger dan van onderen zy. Haare lengte
beloopt bykans zo veel als één en een hal ven ring- van ’t ly f, en zy is van
buiten met veele korte, blinkende, graauwachtig• zwarte hairen bezet. De
laatfle ring van onze Rups is met eene fchfeef ftaande fpits toeloopende verhevenheid
voorzien, over welke de geele rugflreep van achteren tot aan den
flaartklep nederloopt, dat men echter by de tegenwoordige gedaante der Rupfe
niet zien kan. De zyde-flreep, wiens boven-rand eenigzins uitgefchulpt
fchynt te weezen, is in de verdiepingen der ringen niet zo fluweel - zwart, als
op de verhevenfte deelen, maar geheel graauwachtig. In den donker • zwarten
grond van dezen ftreep wordt men op alle de ringen fchoone hoog - roode dwars-
ftreepen gewaar, die zich by eenige Rupfen Carmyn- by andere Kaneel - rood
vër-
* Zomtyds vindt men deze foort van Rupfen ook op de Appel- Piuime- en andere Boomen
meer. . . - Kleeaia.n’n.
S2 5
vertoonen. De drie ringen naaft den hals hebben ieder een enkelen, alle de t »b v i r
volgende, uitgenomen de laatfle, ieder 2 dwarsflreepen, die eenigzins krom
en van onderen nader aan elkander ftaan, dan van boven; de achterfle ring is
met 3 diergelyke Itreepen vercierd. In den witten grond, o f ter zyde aan den
Buik, ftaan 8 Spiegelpunten, naamlyk op ieder ring, van de Pin af tot aan
het achter einde, eene enkele. De koleur der fpitze Voorpooten is geelactr-
tig-bruin, doch die der Nafchuivers zwart. Voorts is de huid, op alle hoog-
tens, met tedere graauwachtig-zwarte hairtjes, welken niet zeer lang zyn , en
ook met digt by elkander ftaan, begroeid.
§• 3-
Deze Pinnen - Rupfen zyn gewoon zich in een zonderling poftuur te zetten
wanneer ze van eenige vyanden worden aangevallen. W an t, in plaats dat ze
gelyk zommige foorten, met het voorfte deel des lyfs rondsom van zich flaan,
■ of als andere zich te- zamen rollen, o f, gelyk dit ook by eenige gevonden wordt,
eene vochtigheid uitlpuwen, en wat diergelyke Eigenfchappen meer z yn , daar
, reets op verfcheiden plaatzen van gefprokep hebbe, zo fteeken zy het Voor-
ly f met de 6 fpitze Pooten in de hoogte; en krommen hetzelve dermaate naar
binnen te zamen, dat de Kop verborgen worde, en de Rug-pin vooruit ftee-
k e , als een hoorn, waar mede zy genoegzaam haare vervolgers uittarten o f
Een minfte een fchrik zoeken aan te jaagen. In dit poftuur blyft deze Rups zo
lang, tot dat het om en by haar weder ftil en veilig worde. Wanneer de tyd
haarer veranderinge genaakt, veranderen ook de fchoone koleuren der huid -
in diervoege, dat de geele rugflreep gantfch wit, en de roode zyde - ftreepen
Oranje-geel, ja eindelyk geheel bleek worden. Alsdan begint ze een zeer
pnruftig leven te leiden; nademaal zy zeer lang zoekt en kieft, eer ze eene
Bekwaame plaats gevonden heeft, om ’er haar fpinzel te vervaardigen. Deze
ts nu, in haare yryheid, gemeenlyk aan een ftam o f tak van èen Peereboom,
daar ze veele kleine flukjes van de fchors knaagt, en die alle onder haar fpinzel
mengt; waar door het zelve ongemeen vaft en digt wordt, als ook byna
de koleur van het hout verkrygt, daar het aan zit. Om deze reden ziet men
menigmaal zodanig een fpinzel niet aan, voor ’t gene het is , maar veel eer
voor knobbels, uitwalTen, o f wratten van den Boom. En deze voorzichtig-
hetd der Natuure dient grootlyks ter befcherminge van dit Infeft. De Rupf
of Pop, is hier door niet alleen voor alle ongemakken van ’t weer onder een
houten verblyf beter, dan onder een teder Weefzel, bewaard; maar tevens
worden dus de Vogelen, die zich met Infèéten voeden, en dikwyls de Poppen
met haar fpinzel gezamentlyk wegrooven, geblinddoekt, zo dat ze het zelve
voorby zien; waar door diergelyke'foorten, waar van men zelden een overvloed
vindt , onder dit bedekzel verfchoond blyven. Vermits ik de Rupfen
die ik van deze foorten t huis opgekweekt hebbe,in houten Doozen bewaarde*
moeften dezelven o o k , ter vervaardiginge van haar fpinzel, zich alleen van
diergelyke fpaandertjes bedienen, die z y , by gebrek van ander hout of boom-
jJU Dal. ijle Stuk. f f fchors,