Tas, ii. eene bekwaame plaats, het welk haar, uit hoofde van haar langzaam en vreesachtig
kruipen, veel moeite verfchaft; die plaats gevonden en bereikt hebbende
, zet ze zich daar op v ad ; fpint een draad om het ly f, en wordt te gelyk
wat dikker en korter, tot dat eindelyk de Rupfen-huid openberft, en vervolgens,
door veelerleie beweegirigen te zamen gekrompen zynde, geheel afvalt;
al het welke doorgaans in twee minuuten gefchiedt; na verloop van deze komt
’er eene Pop in plaats van de Rups te voorfchyn*.
5- 4-
Hg. 2. Omtrent deze Pop, in de 2 de Fig. afgebeeld, ftaat ons het volgende in acht
te neemen. De koleur is byna dezelfde als die der Rupfe geweed is ; voor aan
op den rug ziet men eenfpits toeloopenden hoek, van welken ter wederzyden
eene heldere fmalle linie, tot over de helft van ’t ly f, fchuins naar den buik
® toe loopt, en aldus het voorlte deel van ’t achterde fcheidt. Men befpeurt
ook aan deze Poppe het Kenteken dezer Claffe, naamlyk den draad om ’t lyf;
® haar voorde gedeelte , welk bleek - rood i s , heeft van vooren een paar korte
dikke hoornen, itaande wat van elkander; waar tegen het achterlyf fpits toeloopt
, en eenigzins roodachtig is ; de flippen, welke aan de Rups te zien waren,
bevinden zich ook aan de P o p , hoewel iets bleeker van koleur; niet minder
ziet men ook de leden overdwars roodachtig afgefchaduwd.
§• 5-
Byaldien deze Pop gezond is , komt ’er by warm weer binnen 14. dagen ,
doch als hét een fpadeling is , eerft in het volgende Voorjaar, de Vlinder op
de reets gemelde wyze uit te vöorfchyn. Deze is dan een van de grootflen dezer
Claffe, en heeft veel övereénkomfl met de voörige Venkel - Rups; maaken-
de echtereen byzonder gedacht u k , gelyk zulks zo wel de Rups als de Pop,
en zelfs de Vlinder, duidelyk aantoont. Nu zullen wy dezen Vogel watnaauw-
keuriger befchouwen, en wel eerfl dé onderfle zyde der Vleugelen, in de 3 de
Fig. 3. pig' afgebeeld. De grondverwe dezer beide Vleugelen is bleek Zwavel- maar
niet zo hoog-geel als die des Venkel- Vlinders. De onderde zich wat veruit-
ftrekkende Vleugel heeft, daar hy z ich ’t wydfte uitbreidt, een lang uitdeekzel,
* Tot dus verre heeft wylemyn Schoonvader de Eigenichappen dezer Rupfen, volgens zyne prys-
waardige gewoonte, zeerwel befchreeven. Nochtans kan hem deze o f geene merkwaardige om-
ftandigheid daar omtrent wel verborgen zyn gebleeven, die ik niet overtollig achte, hier, naar
myne waameemingen, femelden. Deze Rups fteekt ook, gelyk de hier boven befchreeven Venkel
- Rups, op de eerde en geringde aanraaking, eensklaps een paar eeele Hoornen achter het
hoofd omhoog, engeêftdaarbyeenevenzo.walgiykenreukvanzichals de voorige. Doch wyl
• de plaats my hier hiefteekat, nog van eenige andere byzondere Eigenfchappen te fpreeken, wyze
ik den Leezer naar myne Byvoegzels tot de Natuurlyke Hijlorie der Infeiïen, waar in ik de uitvoerige
befchryving dezer Rupfe liever zallaaten volgen; als zynde myn oogmerk om daar in ook te
ipreeken van alle zodanige Infe&en, welker Eigeiifchappen en Veranderingen de Hr. Riijel niet
naauwkeuriggenoeg fnogt befchreeven hebben, Kl e em a n n .
79
zei, nog iets langer dan de voorgemelde Vogel ; dat zw a r t, geel geboord,Tab. II.
fpits toeloopende, en met een geelachtig knobbeltje voorzien is. De buitenfle
inwaarts gefchulpte rand heeft een dubbeld, naarde uitfchulping trapswyze
gefchikt, zwart boordzel. Men ziet hier eigentlyk zes diergelyke boordzels,
als vier aan het bovenfte en twee aan ’t onderde des Vleugels naar den daart
tpe. De twee eerde boordzels, naar ’t bovenfte des Vleugels, zyn van binnen
geel, de derde half geel en half blaauw, de overige drie zyn geheel bleu-
mourant of bleek -blaauw gevuld. Ook loopt het zwarte van de twee laatfle
boordzels tot in de fpitze uitfleekzels. By deze boordzels ziet men wat inwaarts
eene geelachtig - graauwe gedippelde fchaduw, die ter plaatze, daar de
ader in het uitdeekzel loopt, het breedde is. Voorts vertoont zich aan den
onderden en eenigzins uitgefchulpten hoek van dezen Vleugel een Oranje • gee-
le, èn, naar den uiterflen rand, meer dan half zwarte Spiegel, die in het
zwarte nog een bleumowant vlakje heeft. Van den voorflen rand a f, naad aan
het lid, loopt een zwarte dreep final en verlooren toe, tot omtrent aan den
Spiegel; alwaar hy wederom keert, en zich vereenigt met den dubbelen zwarten
dreep, welke door het midden des Vleugel s gaat. In dezen dubbelen dreep
ziet men eene Oranje-geele vulling , die met een fmal helder geel boordje ;
naad den zwarten dreep, voorzien is. Tuffchen dezen tweevoudigen dreep en
de gefchulpte boordzels vertoont zich nog een graauwachtige dreep. De tónnende
rand naar ’t ly f is graauwachtig, en naar het lid toe zwarter.
De voorde Vleugel is anders, en aldus getekend : de buitende rand heeft
een fmalleri geelen zoom, daar een insgelyks fmalle zwarte dreep aangrend ,
die overdwars door den gantfchen Vleugel loopt; dezen volgen, verder op ,
nog twee diergelyke zwarte en naar den achter - vleugel fpits toeloopende liniën.,
De ruimte tuffehen deze liniën is geelaehtig graauwgevuld, tot naby den middelden
zwarten dreep; alwaar men nog een fmallen geelen ftreep, die met
den zwarten gelyklyk voort loopt, befpeuren kan. Daar op volgen nog v y f
andere breedere en ongelyke zwarte dreepen, die allen tot aan den voorden
rand raaken, en dwars over den Vleugel daan. De eerde dezer dreepen ,
naad de drie voornoemden, is kort en loopt puntig to e ; de andere gaat door
den geheelen Vleugel, en heeft in ’t midden aan den boven - rand eene geele
vulling; de derde is weder niet zeer lang, van boven breed, en van onderen
puntig; de vierde is de breedde, en loopt benevens den vyfden , die ’t naade
aan ’t lid is , door den geheelen Vleugel.
Laat ons nu overgaan ter befchouwinge van de bovenzyde der Vleugelen ,
in de 4 de Fig. afgebeeld, waar mede het aldus gelegen is. De grondverwe is Fïg. 4,
hier in ’t algemeen even als op de onderzyde, doch met breeder zwarte dwars-
dreepen getekend. De buiten-rand des voorden Vleugels is ook met een fmallen
geelen zoom voorzien, waar op een breede zwarte dreep volgt, en dan
een fmalle geele dreep, naad welken wederom een zwarte en naar den Onder-
Vleugel fpits toeloopende dreep te zien is ; die van boven aan den rand een
geel vlakje heeft, gelyk alle andere ook hebben. De verdere ruimte des Vleugels
heeft nog 5 ongelyke zwarte dreepen, die wel allen dwars door den Vleu