8. De Eieren , door de Vlinders dezer Clafle gelegd, zyn meeren-
deels Kegelvormig * , en gedachtig van koleur.
9 - Men vindt deze Rupfen, Poppen en Vlinders niet den gantfchen
Zomer door, zo als die van de eerde Clafle; zy hebben meed haare
bepaalde Maanden, waarin zy recht tieren. Eenige foorten blyven als
Rupfen, andere als Poppen, den Winter over, doch alle zyn ze lang-
zaam in Wasdom, en hebben langer tyd noodig tot haare Verandering
dan die der eerde Clafle. .
§■ 3.
Dus aangetoond hebbende , waarin de voornaamde Kentekens der Tnfec-
ten dezer Clafle beftaan; (waar door ik hoope, dat de gunftige Leezer
uit de vergelyking van dit Voorberichr tegen dat der Eerde Clafle , genoegzaam
zal konnen zien, dat myne Verdeeling der Dag-Vlinders in twee
Claflen zeer natuurlyk ,verflandig en ongedwongen z y ; ) zal ik ’er nu nog
met weinig woorden byvoegen, wat van het gantfche Ploofdgeflacht der
Dag-Vlinders in 't algemeen gezegd kan worden, eri wat by gevolg de beide
Claflen met elkander gemeen hebben. Doch als ik hier het woord Dag-
Vlinders gebruik, verfla ik ’er dat Infeét door, onder zyne drieërleie gedaanten,
waarin het op verfcheiden tyden gezien wordt.
1. Elke Rups, waar uit een Dag-Vlinder voorkomt, heeft, gelyk alle
andere Rupfen , twaalf ringen o f leden, behalve het hoofd.
2. Elke Rups heeft acht paar Pooten, te weeten 3 paar fpitze en met
eene harde o f hoornachtige huid overtrokken Voorpooten, zittende aan de
drie eerfte leden; 4 paar ftompe en platte Buikpooten, waar op de zesde,
zevende, achtfte en negende Ringen ruften, en eindelyk onder den twaalf,
den o f iaatften Ring nog een paar platte ftompe Pooten, de Nafchuivers
geheeten.
3. De Poppen, waar uit deze Dag-Vlinders ter Waereld komen , zyn
nooit in diergelyke huisjes o f fpinzels bellooten, als demeefte Poppen van
Ret geflacht der Nacht-Vlinders: ook i s ’e r, myns weetens, onder de beide
Claflen der Dag-Vlinders, geen eene foort van Rupfen, die onder de
aarde in eene Pop verandert; maar alle deze foorten veranderen in de open
lucht; alleenlyk met dit onderfcheid, dat die van de eerfte ClalTe, volgens
haare
? Behalven deze Kegetvormige Eieren, vindt men onder die van deze Ciafle,ook Kogel- en plat ronde
Eieren. Veele derzelven zyn rondsom met tedere ribbetjes vercierd; maar die zonder Vergrootglas
niet kenbaar zyn; andere fchynen alleen glad van huid te weezep, K le em ank. ^
67
haare wyze van vafthangen, altoos een bedekzel o f afdak tegen den regen
.en zonneftraalen verkiezen , waar aan die van de Tweede Clafle meeren-
deels zyn blootgefteld. Doch vermits ’er van de meefte foorten der Dag#
Vlinders,veele Poppen overwinteren, waar uk eerft naderhand in ’t Voorjaar
de Vlinders voortkomen; zo is het inderdaad iets merkwaardigs, dat
de ftrenge koude des Winters deze onbeweegelyk hangende en tedere
.Schepzelen geen fchade doet, o f dezelven niet geheel om ’t leven brengt;
Ik hebbe in zekeren langduurigen Winter, by ftrengen Vorft, wanneer alles,
^elyk het fpreekwoord zegt, in Steen veranderd fcheen, de nieuwsgierigheid‘
gehad, van eene wandeling te doen rondsom de Tuinen, voor onze
Stad.gelegen; om den toeftand van een groot getal Dag-Vlinder-Poppen,
aan de Muuren en Wanden hangende,, in die ftrenge koude, te onderzoen
ken. Ik befpeurde aan de beweeging van alle diergelyke Poppen, die ik
aanroerde, ( hoewel deze beweeging niet zofterk ware als in den Z omer,)
•dat'ze' leefden; uitgenomen die genen, welke Van binnen thet maaden vaa
Sluipwespen vervuld waren, en waiar van alleen het buitenfte Poppevlies
’er nog hing. » Na dat ik nu eenigen daar van geopend had » bevond ik ,
dat ze van binnen niet anders gefteld waren , dan in het warmfte van
den Zomer) hebbende naamlyk de vafte en vloeibaare deelen dezelfde hoedanigheid
en evenredigheid tot elkander. Maar zo ras ik eene zo doorge-
fneeden Pop wegwierp, o f te'rwyl ik dezelve nog befchouwde, beyrooifn
en verftyfden.ftraks dêuvloeibaare deeleri, dié ’er mtgelböpéif warfeh.' Nu
weet ik zeer w e l, dat alle vloeibaare liebaamen, en gevolglyk ook de
vloeibaare deelen der Poppen, niet bevriezen o f verftyven konnen, zo lang
zy in de behoorlyke beweeging zyn; en dit zou menig een, zo ik denke,
my wel haaft ten antwoord geeven, wanneer ik vraagde: waarom diergelyke
Poppen door de ftrenge koude niet aangedaan worden ? Maar ik zou
’er deze tegenwerping op konnen maaken; Ifaarom is die graad der koude
^ welke het vlietend Water met Ts bedekt; welke by Menfcben en Vee,
in weinig uur en, alle Sappen en Levensgeesten in bunnen natuurlyken
loop ftremmen , en ben derwyze den dood veroorzaaken kan; niet in
ftaat, om de fappen van-een klein teder Scbepzel, wiens lichaam openbaar,
zonder beweeging en bedekking hangt, te verftyven, o f de vafte
deelen dermaate te zamen te trekken , dat de vloeibaare geen doorgang
komen krygen? Hierin ligt nog dat wondërbaare opgeflooten, Waar over •
ik geleerder Geeften laat oordeelen, en wier onderwys ik gaarne wil ont- .
vangen.
AUe Dag-Vlinders fteeken in ’t zitten hunne vier Vleugels recht om
I a hoog,