V O O R B E R I C H T v a n d e n
gen ie m elden, •wanneer b y , met betrekkinge tot bet voor gefielde nog iets ontdekt
o f by het gezegde van dm H eer Röfel te voegen bad. Z e lfs beeft by on s, ten
blyke zyner oplettendheid na dat d it D e e l byna afgedrukt w a s, nog eenige A a n merkingen
toe gezonden, die we b ier p la a ts zu llen geeven.
B y het Voorbericht tot de E E r s t e C L A S S E d er Dagvlinders, pag.. 4.
S- 3 - No. 10 ., beeft men nog in acht te rteemen, „ dat de niinfle E ieren van de-
, , D agvlinders der E e rfte C la jfe eene gantfch kogelronde gedaante hebben ; dat er-
,, w el stenigen van die gedaante z y n , als inzonderheid die van den w it - en zw a rt
„ gevlakt en D agvlinder , welke in het volgende D erde D e e l voorkomen z a l; m aar
„ dat anders de mee'fle E ieren van de Vlinders d er E e rfte C la jfe de gedaante van
, , H oender- o f E en d en -E ieren hebben; en niet zo langw erpig rond en K eg eh or-
5, m ig toegefpitft zy n , a ls de E ieren van de D agvlinders der tweede C la jfe ,• d at
, , zrmndgen derzelven zich g la d , anderen met rib b e tje s, kerfjes, en. andere d era a -
, , den vertoonen ; en daar benevens dat ze n iet aüe groen,, . m aar ook wel. g eel ,
, , boutverwig en anders van koleur .zy n .
B ie t opzicht tot de beide groene D agvlinders d er T w e e d e C X A S S E , op
Tab. I. en II. a fg eb eeld , f t a a l nog aan te m erken, „ .dat ze geen kegelvormige
„ E ie r e n , gelyk de H eer Röfel m eent, maar zodanige leggen , die van boven rond
„ v erw jd fd , en van onderen, daar ze v a ft.z itte n , iets vlakker zy n ; dat z e , voor-
, , ’f bloote oog;byna gantfcb g la d fcb y n en , doch vergroot volted ere, on g ely k e,zes-
„ hoekige tr a lië n , en in ’ t begin bleek-geel van koleur zyn . D a t de Venkel-
Rups, Tab. I. pag. 69. §. 3. in baare jeu g d meerendêels zw a rt.te voorfcbyn-
„ komt , en daar by eene w it a ch tig e. vla k op den ru g vertoont; doch de groe-
, , ne koleur eerft na de tweede verandering van h uid kryg t. - D a t ook de R ups van
„ den Zwaluwenftaart-Vlinder , Tab. II. pag. 76 ,7 7 . §. 1 , 2. noch gantfch
, , g e e l, noch g roen, m aar gemeerdyk zw a rt a ch tig , en m et een groen fch ild je o f
,, vla k voorzien is.
■ Raakende de .twee zw a rte vlekken van den D a g v lin d er Tab. IV . , w elke de-
H eer Röfel §. 11. pag. 91. m een t, dat men a lleen a a n zom m igen, en dan
pog zeer z e ld e n , op de bovenvlakte d er Voorvleugelen, a a n tr e ft, heeft by nog opgemerkt
, , , dat ze voor zodanige kentekens konnen gehouden w orden, w aa r door
„ de JVyfjes van de M annetjes, die deze vlakken boven op de Voorvleugels-..niet h eb -
,, b e n , merkelyk te onderfcïniden zy n , alhoewel m endeM arm etjes bu iten d a tva n d e
n konne onderkennen, door hunne fchooner w itte engeele koleuren. Ook hebbe
, , ik waargenomen (z e g t b y ) dat deze Vlinders , by de teelin g^ veele uur&n a an elkan-
„ der-
V E R T ... A A L E R.
der vaft blyven; ja d at die d rift zo groot i s , d a t ze n iet lo sla a tèn , fchoon ze ook
” met eene fp eld e door het V oorly f vaft geftoken worden. Z o fta a t ook nog te m ei.
” den dat de klein e w itte M annetjes D agvlin der van Tab. V . Fig. 3. d ezerC la s-
’ ’ rg \'door zyne fcheone w itte en geele grondverwe , en door ééne op de bovenvlakte
” z L er Voorvleugelen d o fzw a rte v la k , (w a n t op de onderzyde dezer Vleugelen zyn
” 'e r tw e e ,f van bet IV y fje Fig. 4. te onderfcheidenis ; aangezien h etze lv e , in p la a ts
’’ v a n é én e , twee zw a rte vlakken op de bovenzyde der Voorvleugelen h eeft. D ikw y ls
” hdbbe ik het a ch terly f van een dezer Vlinders geópend, en doorgaande hebbe ik
” d a a r in , even a ls by de Hommelen en B y e n , een dropje als k la a r w a te r, dat
’ ’ naar benig fm a a k te , ontdekt; het w elk tot een bewys kan d ien en , dat diergely-
” ke V lin d ers, gelyk de B y en , door hunne Z u ig e r s , bet Honigfap u it de Bloemen
„ trekken.
Ten aanzien van den V lin der van het groene S c h ild -R u p sje , Tab. VI. de-
zer Clasfe , h eeft men nog aan te tekenen, „ dat zyne E ie r e n , welken zo klein niet
zy n , a ls het den H eer Röfel §. 2. pag. 99. om de kleinheid van den V lin d er ,
” w el toefchynt, h a lfr o n d , w ita ch tig van koleur z y n , e n ’ e r , wegens hunne me-
f'. nigvuldige g ro efjes, zeer g atig en ruw u itzien . D a t de Vlinders dezelven niet
9 aan de bladeren , gelyk hy in gemelde §. vermoedt, maar enkelvoudig onder aan
’ de ta k ken , en onder de knoppen en fp ru iten der boomen leg t; a lw aa r z e voor het
’ W interw eer , ( w ant zy blyven de W in ter over lig g en , j zich v eiliger bevin den,
dan wanneer ze met de bladeren a fv ielen , en a lle de ongemakken van den W in t er
, onderworpen w aren. D a td it S c h ild -R u p sje , op Tab. VI. Fig. 1 . afgebeeld, a ls
„ bet voorjaar verfcheenen is , gemeenlyk in de M aand April, doch n iet g ro en , maar
graauw van koleur en ook n iet zo dunlyvig, te voorfcbyn komt; . en dat ze na de
„ tweede Vervetting eerft groen worden f Voor 't overige meldt de H eer Kleemann
oo k , „ dat 'e r mg verfcbeiden D agvlinders z y n , behalve d e zen , die de H eer Rö-
„ fel in dit D e e l afgebeeld en befchreeven h ee ft; Welken byna even zu lke E ie r e n ,
„ doch w at k le in e r , dewyl ze z e lfs klein er zy n , leg g en , w aar u it insgelyksdier-
„ gelyke Scbild-Rupsjes o n tfta a n , die by belooft in zyne Byvoegzels mede te zu llen
jj deelen; zeggendew ydèrs: dat men de groene R u p s , Tab. VIII. dezer C la jfe
,, afgebeeld, zotnwylen o o k , en w e l voor de la a tfte vervettin g, byna O kergeel van
n koleur z ie t.
Raakende de Eerste Classe der N a ch tv lin d ers, h eeft men by §. 9. pag.
ï 29. nog te voegen, ,, dat de M annetjes-V linder van Tab. I. behalve zyn dunner
w a ch te rly f, van het IV yfje te onderfcheiden i s , door zyne iets vederachtiger Sp rie-
s> te n , en dendonker-bruiner ru g v a n t a ch terly f. A ls mede dat hy den 25 Juny ***** 2 1766