E T Ï2S Ï H S T L C L 'A I S S %
'lis . 1. rendeels uit 8 Leden of Ringen, en loopt -naar ’t ëitvde wat fplts t o e , alwaar
jtnen het flaartpunt z ie t, dat voorheen aan de Rups was; hoewel tiu r aan -de
f o p een weinig korter zy.
5 - 7^
•Beze Pop blyft , gelyk de meeften dezer d a B e , den gantfchen Winter
o v e r , zonder eenig voedzel, onder haar verwulfzel liggen, en verwacht de
aankomfl van het warme Voorjaar. Maar dewyl de warmte der Zonneflraa-
len het aardryk dan zo fpoedig niet doordringen kan , en de koude nachten
doorgaans tot in de Maand AJey aanhouden; gebeurt het zelden, dat de Vïin-
"ders, die in deze Poppen zitten , voor ’t einde dier Maand -te voórfchyn *ko.
men ; ja zommige blyven zelfs wel tot in Juny , en menigmaal tot in J^uly,
onder de aarde. Doch wanneer de rechte tyd verfcheenen is , barfl het Pop-
pevlies vooraan op den rug open, en fplyt allengskens meer en meer van elkander
; waar op de Vlinder, hoewel niet zonder groote moeite , emdelyk uit
zyne gevangenis uitbreekt. Zo dra hy in de vrye lucht komt, kruipt'hy tegen
den Stam of Stengel-eener Plant op, die naait by hem i s , en gaat ’er., derwy-
ze aan z itten, dat zyne nog befchrompelde Vleugels nederwaarts hangen. De-
-ze Vleugels, fchoon in ’t eerfl niet langer dan de Vleugelfcheeden der Poppe,
waar in ze gezeten hebben , worden zo zichtbaar grooter, dat men derzelver
fpoedigen wasdom niet zonder verwondering befchouwen konne. Hy. legt dezelve
zo lang, tot dat ze hunne volle grootte, gedaante en koleur verkreegen
■ hebben,iop den rug te zamen:; en blyft onbeweegelyk zitten, zonder die uit
te breiden; tot dat hy zich, door het-ontledigen van eenige droppels bruin
■ fa p ,‘ gezuiverd heeft, en gereed is omweg te vliegen. Dit.gefchiedtgemeen-
; lyk omtrent; fchemeravond , wanneer hy zyrt voedzel o f ook eene Gade op-
izoekt; in welke verrichtingen hy door het helder daglicht, .gelyk boven ge-
-xead is , verhinderd wordt.
' §• »•
#ÏT. 3. Dezenu volkomen Vlinder, in de en 4 ie/>g- afgebeeld, is buiten teen
4. ,genfpraak één der fchoonfle en aanzieniykfle Nacht-Vogèls dézer Landen ;m-
'.zonderheid wanneer men denzelven met uitgebreide Vleugelen, gelyk hy in de
. ode pi* vertoond wordt, befchouwt.. Myne Pen zou niet m Raat weezen ,
• om alle de fchoonheden van dit Schepzel natuuriyk en duidelyk genoeg uit te
drukken, en de Leezers konnen in de afbeelding de verfcheidenheid van ko-
leuren, benevens de menigvuldige figuuren der vlakken, befpeuren; ter be-
fchryvinge-van welke allen ik noch woorden noch plaats genoeg hebben zoude.
•De voorde en bovenfle Vleugel is merkelyk langer dan breed , en ook byna
■ eens zo groot als de Achtervleugel. De voorfle rand van den Voorvleugel
loopt, van het lid af tot over ’t midden, in eene rechte linie voort, en is van
■ daar a f wat krom geboogen tot aan het uiterfte puntje; maar de buiten - ran
is eierlyk uitgefchulpt. Kort aan ’t lid is deze Vleugel tamelyk fmal, dezelve
wordt hoe langer hoe breeder. Alhoewel de Voorvleugels-niet zeer bont zya.
d e r N A t H T - V L I N K E R S , Tab. I.
-ziet men ze echter overal uitneemend fraai befchaduwd, en met groote en kleine
donker.bruine vlakjes getekend, van welken ik alleen de voornaamften ,
volgens de ligging, befchryven za l; na vooraf aangemerkt te hebben, dat de
grondverwe dier Vleugelen helder - bruin is , doch een weinig in ’t Roozen-
roode valt. De helderfte vlakken in dezelven zyn met veele bruin-graauwach-
tige flippen gantfch aardig belprenkeld. De grootfle der donker - bruine vlak-
kenflaat aan den buitenrand des Vleugels, en-flrekt zich voor een gedeelte
uit tot aan den uiterflen rand; 'alwaar desgelyks 2 o f 3 , en in ’t midden, dwars
over den Vleugel, noch verfcheiden andere donker • bruine vlakken , te zien
zyn, welker tuflchen • ruimte meer o f min helder gevuld is. Maar hoe gaer-
ne ik ook de moeite wildé neemen, vaii ieder vlakje in ’t byzonder aan te merken
, en van de overigen te onderfcheiden, ben ik echter beducht, dat ik den
Leezer, door zulk eene al te groote wydloopigheid, flechts verwarren en verdrietig
maaken zou. Ik beroepe my-derhsilve op de afbeelding, en maake een
begin met den Ondervleugel. Men krygt deszelfs fchoone koleur niet te zien,
ren zy de Voorvleugels uitgebreid zyn , Welken dienvolgens zo veel als een
Mantel o f Regenkleed verftrekken, waar mede een koflbaar Onderkleed bedekt
wordt, om het zorgvuldig te bewaaren. De grondverwe der Ondervleu-
gelen is, van het’lid a f tot kort aan den buiten-rand, hoog Roozen-rood, en
van daar tot aan dien rand vleefchverwig. De voornoemde Roozen-roodeko-
leur gaat in de breedte niet over den geheelen Vleugel; maar aan den rand,
daar dezelve aan den Voor- o f Bövenvleugel raakt, is een tamelyk breede,heldere
en bruin ■ graauwe flreep, waarin etlyke fchubachtige graauwe vlakjes in
den helderen grond als verdwynen. Te r plaatze daar de Roozen-roode en
•Vteefch - koleur zich van een fcheiden, flaat een fchoone, groote, oogvormige
■ Spiegel. Deze heeft rondsom zich een breeden zwarten zoom, is van binnen
fchoon helder - blaauw, en in ’t midden mét eene donker - blaauwe graauwach-
tige vlak gevuld. De gedaante van dezen Spiegel is langwerpig rond;van den
gemelden zwarten zoom loopt ’er een flreep, die tot aan den buitenflen rand
des. Vleugels voort gaat, en zich dan naar ’t ly f toe buigt. Beide de Bovenen
Ondervleugels zyn buiten om met eene ongemeen tedere en naauwlyks
zichtbaare franje omgeeven. De oppervlakte der Vleugelen is by de Nachtvlinders
in ’t algemeen , doch inzonderheid by deze'tegenwoordige, veel wol-
liger, of met meer Vederflof voorzien, dan die der Dag - Vlinders.
§■ 9-
• Het is by de Nacht - Vlinders zeer gemeen, dat het Wyfje merkelyk groo-
•ter en dikker van ly f i s , dan het Mannetje van dezelfde foort. Hierom hebbe
ik ook het Wyfje, als het volmaakfle van beide zynde, op de koperen Plaat
afgebeeld. Doch behalve de grootte, hebbe ik uiterlyk tuflchen beide de ge-
flachten nooit eenig onderfcheid konnen Befpeuren. Het Voorlyf, waar aan de
Pooten zitten, maakt, in de lengte, flechts het vierde deel van ’t ly f uit, en
is tamelyk rond, dik en verheven; deszelfs grondverwe is helder bruinachtig-
ijlt Deel. ijle Stuk. H graauw.
Tzs.L