zal het echter niet ondienftig z y n , dat ik het voorensgemelde hier kortlyk
herhaale, en ’er nog het een en ’t ander byvoege. Ieder Rups dezer Clas-
le , wanneer zy dén tydhaafer Veranderingë befpeürt, en haar ly f van de
overvloedige en onreine fappen öntledigd heeft j verkieft, uit eene haar
ingefchapen en verborgen neiging, eene plaats, daar zy. geruft en onge-
ftoord meent te konnen blyven. Na dat ze dan eerft haare achterlle poo-
ten meteen weinig,, en naauwlyks zichtbaar, fpinzel vaft gemaakt heeft ,
verkort zy haar ly f zo veel mogélyk j t ó tervvyl ze haare leden doet zweb
len , en nader tot elkander trekt. Ondertuflchen blyft ze echter met alle
haare pooten aan den grond derplaatze, die ze verkooren heeft, vaft z itten.
Dus vindt men eenige die recht horizontaal, andere die verticaal,
en weder andëré welke naar déze o f geene zyde gekeerd zitten, doch altoos
in diervoege, dat haar hoofd zich o f hooger, o f ten minften niet laa-
gér dan het achter-lyf, bevindt. Z o dra nu de Rups op eene voor haar
bekwaame plaats is , laat zy uit haareri mond vloeien een taaie vochtigheid ,
welke z y , in de gedaante van een zeer tederen draad, zo lang rekken kan
als ze w il, o f noodig heeft. Het begin van dezen draad maakt ze vaft aan
eene plaats allernaaft haar hoofd; dan draait ze met het hoofd naar de andere
zyd e , maakt aldaar den draad eveneens vaft, en trekt denzelven vervolgens
weder naar het eerfte punt; dus gaat ze over en weder voort, tot
dat, er uit de veelvuldige aan twee kanten vaft gemaakte tedere draaden,eene
foort van fterken band ontftaat; fterk genoeg om niet alleen haar (d e
Rups ) zelvé ,_ maar ook de P op , waar in zy kort daar na verandert, vaft
te houden; mitsgaders tegen den wind en regen, waaraan zy meer dan de
Poppen der eerfte Claffe bloótgefteld is, te befchutten, en bygevolg voor
den val en ondergang te bewaaren. Hier uit nu is, myns oordeels, ligt te
begrypen, Van waar de Band komt, daar deze Poppen in hangen; maar
hier omtrent ftaat nog te onderzoeken^ hoe deze band vervolgens om het
lichaam der Poppe-komt ? Dit is iets, waar over ik langen tyd myn hoofd
gebroken hebbe, eer ik *er één duidelyk begrip van vormen konde. Wanneer
men de moeite wil doen van zodanig eene Rups te befchouwen van
dat zé haaren draad begint, tot dat ze dien voltooid en om het ly f heeft,
zal men het volgende gewaar worden: Z o dikmaals als zy een draad van
t eene punt tot het andere getrokken en Vaftgemaakt heeft, fteekt zy ’er
het hoofd onder door, derwyze, dat alle deze draaden achter het hoofd ,
<%aan elkander 5> boogswyze over haar ftaan, en genoegzaam èeti ftrop
Vèrtoöhen, waar irt de Rujps met dén hals vaft zit. Als nu deze ftrop of
band, door het groot getal enkele draaden, waar uit die zamengefteld is ,
fterk
o
D E R D A G-V L I N D E R S.
fterk en vaft is geworden, zo rekt de Hups haar ly f, dat tot hier toe kort
in een gedrongen was, allengskens uit. Vermits nu de Achter-Pooten reets
hunne vafte plaats hebben, daar ze niet afwyken konnen, kan het bygevolg,
wanneer de Rups zich uitrekt, niet anders weezen, dan dat ze van
vooren den eerften ring naaft den hals onder den band doorfchuift, en deze
alzo in h et tweede Lid te ftaan komt. Hier op ftelt de Rups op nieuw
haare pooging. in ’t werk, om ook den tweeden ring onder den band door
te brengen, en dit gefchied zynde volgt de derde en vierde: want zoveel
lengte, als de eerfte vier Ringen ukmaaken , zyn de Rupfen doorgaans ingekrompen,
wanneer ze den band beginnen te maaken; en dus brengt z y ,
wanneer zy het geheele ly f uitrékt, altoos het voorfte gedeelte, tot over
den vierden ring, onder den band door. Diergelyke Rupfen, welke reets
volkomen met haaren band'gereed, en op de voorgemelde wyze vaftge»
hecht zyn , vindt men omtrent den Herfft menigvuldig aan de Schuttingen,
Muuren, Boomen en Kruiden zitten: want na het vervaardigen van den
band verloopt ’er getneenlyk nog 24 uuren , o f meer, eer ze den Rupfen-
balg afwerpen, en in Poppen veranderen. Het gene my by alle deze om-
Handigheden ’t wonderbaarlykfte voorkomt, is eerft, dat de tedere draaden,
waar uit zy haaren band gewrocht heeft, noch by het doorfchuiven
van haar voorfte ly f , noch by ’t afleggen van de huid gefcheurdof gekwetft
worden; en ten tweede, dat de band, na dat de Rups in eene Pop veranderd
is, niet, gelyk te vooren by de Rups, over den Rug getoogen, maar
eer uit de beide zyden der Poppe uitgegroeid fchynt te weezen.
5. Wel is waar, dat de Poppen dezer Claffe, ten opzichte der geftalte;
veel overeenkomft hebben met die der eerfte Claffe; maar des niet tegen-
ftaande zyn ze genoegzaam van dezelven daar door te onderfcheiden; dat
zè geheel anders (te weeten op de voorgemelde wyze) met een band om
denhals vaftgemaakt z y n ; dat haare voorzyde geen Gryns verbeeldt; dat
ze met geen Gouden of Zilveren flippen vercierd zyn , en dat ze over den
rug noch fpitze bultjes, noch hoeken hebben.
6. De onderfcheiding der Vlinders dezer Claffe van die der eerfte Clas-
f e , beftaat voornaamlyk in deze twee punten: Die van de tegenwoordige
Clafie hebben, voor eerft, ieder zes volkomen Pooten ; ten anderen ,
konnen de Vlinders der tweede Claffe in ’t zitten nooit het geheele ach»
terlyf met de Vlerken bedekken; blyvende het meefte daar van zichtbaar.
7. By de vermenging blyvên deze Vlinders een tamelyken tyd lang aan
elkander vaft, dat die van de eerfte Claffe niet doen.
jJle Deel. jJU Stvk. . . J S.