IV. zen. Derhalven zullen wy Hechts in een algemeen Bericht daar -van zeggen ;
dat het Hoofd by alle drie , hier afgebeeld zynde, zwart is , de Hals o f liever de
eerfte Ring, zonder doornen, ook dunner en niet zo diep ingekorven is als de
overige ringen of leden. Op alle deze Leden, van het tweede af tot het laat-
fte to e , zitten, even als by de andere Rupfen dezer Clafle , dcornachtige
fjpitzen ,d ie , reeht opftaande, wel niet heel lang, maar met 3 a 4 fpitze by-
takjes voorzien zyn. Men ziet ’er op den tweeden en derden ring doorgaans
6 , op de volgende meerendeels 7 , doch op den laatflen nu eens 6 , dan eens
4. Voorts ziet men op alle ringen veele kleine verheven knopjes of pukkeltjes,
in koleur even zo verfcheiden als de Rupfen zei ven. Het onderfcheid der ko-
a leuren dezer Rupfen 'kan de Leezer in de tweede en derde Fig. zien! alwaar
het zo nauwkeurig aangetoond wordt, dat men ’er zonder verdere befchry ving;
een genoegzaam begrip van vormen kan. Betreffende het getal der Booten
deze Rups heeft ’er even zo v e e l, en wel onder dezelfde ringen, als andere
Rupfen; de Pooten zyn ook gelyk die der anderen, alleen is hunne kok u t ,
naar de koleur der k u p fe , onderfcheiden.
S- 5-
Eer ik tot de verandering overga, moet ik nog aanmeiken, dat ieder vaa
deze Rupfen, zo dra men llechts het naaf! by haar zynde blad aanraakt, met
den kop rondsom van zich Haat, en by de aanraaking van haar ly f een groen
vocht uitfpuwt, waar mede z y , ’t gene haar te na komt, bevochtigt. Doch
dit nog niet bekwaam zynde om haare vervolgers af te weeren, valt zy van ’t
• Netelblad aan een draad naar beneden; by welken draad zy ook wederom, na
zich een weinig Ril gehouden hebben, als z y ’t gevaar denkt over .te .zyn, naar
haare voorige plaats opklimt.
§• -6.
' Zulk een Broedzel blyft aan de Brandnetels by elkander, tot dat de tydder
Veranderinge gebooren is ; alsdan verlaaten zy haare tot hier toe gebruikte
We ide , en gezellig leven; uit elkander kruipende zoekt ieder naar eene plaats,
bekwaam tot de aanftaande verandering, ztls nu de Rups zodanig eene plaats
gevonden heeft, maakt zy zich, na zich van de inwendige, vuiligheid ontlaft
te hebben, .gelyk de anderen dezer .Clafle, mét het achtereinde vaft ;• en blyft
4. met een geboogen of gekromd lyf hangen, zo als de vierde Fig. aantoont. • De
tyd daar zynde dat ze eene Pop moet worden, begint ze aan den rug, meerén-
deels ter plaatze daar de buiging is, te zwellen.; tot dat eindelyk de Huid aldaar
openbarft; waar op zich dit wan Ral lig Schepzel 'naar alle kanten wringt
en draait; door welke beweeging de Rupfen huid, gelyk een kous van !t been,
te zaamen gekronkeld afgeftroopt wordt en ter aarden v a lt ; invoegen dat ’er ,
.5 . in weinig tyds, in plaats van de Rups eene Pop hangt, .gelyk de 5 le Fig. verbeeldt.
Doch op dat men zulk eene Pop van de anderen dezer Clafle nauwkeuriger
leere onderfcheiden en kennen, zal ik haare gedaante en koleur, naar
royn befte vermogen, befchryvén. Z y heeft insgelyks eeiie aanzichtvormige
Gryns
Grvns in wier midden de Neus , en ter wederzyden de Oogknopjes , Tab. IV.
gevonden worden; hoewel met dit geringe onderfcheid, dat hier de Neuspunt
• niet zo wanftaltig lang, als by anderen, uitfteekt; gelyk dan ook de Hoornen,
benevens de uitfteekzels ter zyden, wat korter zyn. Op den Rug ziet men 6 .
a 7 paar uitfteekzels, die , in twee reien tot aan het ftaartpunt naaft elkander
ftaande , ook by deze Pop kleiner en korter zyn , dan by de voongen.
Voorts befpeuft men tuflchen de. gemelde Uitfteekzels, en terzyden van dezelve,
niet weinig kleine verheven pukkeltjes, van welken die genen, die ter
zyde ftaan , met bvzondere hoogtens omgeeven zyn. De Pop zelve is met zo
veel uitgefchulpt en geboogen. Wat de koleur betreft,de voorzyde is roodachtig
-bruin, en de achterzyde daar en tegen merkelyk geel-bruiner ; en daar
benevens tuflchen alle hoogtens met dónker - graauwe verdiepingen afgezet:
ook pronkt ze met het voortreffelyk Hals - cieraad, beftaande uit eenige goud-
blinkende puntjes of vlakjes.
§■ 7*
By al dien nu deze befchreeven Pop geen fpadeling, o f ergens door bedorven
is , fluipt de natuurlyke Vlinder ’er binnen 14 dagen uit; klimt terftont
by zyn Poppe-vlies op , en gaat ’er derwyze aan zitten, dat de onvolmaakte
en nog vochtig zynde Vlerken nederwaarts hangen; die alsdan in 10 minuten
hunne behoorlyke grootte.erlangen. Hier op laat het Vogeltje een bloedrood
fap vallen;, en is in een kwartier nurs na dit alles, bekwaam om te vliegen.
Deszelfs natuurlyke gedaante, dat is te zeggen, op zyne ruft zittende _ g
en vliegende, is in de 6de en .7de .Fig. ter befchouwinge afgebeeld. Ik heb de- elf ’7.
zen Vlinder, volgens de begonnen orde, in de 6 ,e Fig. zittende met opgehe- fïg. 6,
ven of geklapte Vleugels vertoond. Zoo wel de voor als achter Vleugels zyn
beiden,aan den buitenften rand,met eenigzins takkige en uitgefchulpte punten
voorzien, langs welke een okergeel boordzel heen loopt, dat midden door met
een golvenden zwartachtigen ftreep o f linie verdeeld is. Na deze volgt -nog
een breeder zwart-graauwe rand, die binnenwaarts ingetand, en aan beide
zyden’met een fyn zwart boordje bezoomd is. Laat ons nu den achterften
Vleugel alleen befchouwen. Deze is van het lid af tot over de helft graauw-
achtig zwart gevuld, en aan den rand, welke dwars en golvend door den
Vleugel loopt, met eene zwarte dunne linie omtoogen; alhoewel ook door den
zwart-graauwen grond eenige ongelyke.geheel zwarte dwarsftreepen loopen ,
waar omtrent ook.een geel vlakje te zien is. De ruimte tuflchen de eerftge-
melde groote zwartachtige vlakken , en den voorens genoemden graauwen 0
zoom, is helder roodachtig-bruin, en met veele nog bruiner ftreepen overdwars
doorreegen. De grond van den Voorvleugel is helder okergeel, en tegen
den voorften rand aan met veel dwarsftreepen getekend,die aan ’tvoorfte
einde byna eene vlak uitmaaken. Na ’t lid toe z yn , behalven eenige kleiner,
nog 2 a 3 groote graauwachtige bruine vlakken, met een zwart boordzel, te
zien. Benevens .deze is ’er nog eene byzondere aan den Voor-vleugel, maar
die door den Achter - vleugel bedekt wordt. Het geheele ly f zier ’er in deze
- ijle Deel. ïfte Stuk. D ge