TÏIXV.
C l a s s i s I I H viu oN u n A io c t uruorvaa
'jLü.'A.óJeZ'J^ecCt. et
d e r N A C H T V L I N D E R S , Tab. XIV. 261
wyze de voorgemelde Vleugel - vlakken , met een Oranje geelen, en ter we- t ^r.
derzyde donker bruin geboorden Rreep omgeeven is. Zeer diep onder het XIV.
Voorlyf zit een kleine Kop met donker • bruine Oogen en geele Sprieten. Deze
laatfien zyn a an ’t Mannetje en ’t Wyfje even groot, en aan beide met zeer
korte en tedere vezeltjes bewallen. De Slurp of Zuiger is by deze foort van
Vlinders zo kort, dat men hem naauwlyks tuflchen de kleineBaardfpitzen kon-
ne zien. Nopens de Pooten, die wy aan den Vlinder in de 5 Fig. te zien
krygen, hebbe ik.alleenlyk aan te merken, dat dezelven zeer kort en heldergeel
van koleur zyh , mitsgaders dat de Bovenfchenkels digt met hairen bezet,
en de overige leden met donkere Itreepjes getekend zyn. Wanneer nu deze
tot hier toe befehreeven Vlinders overdag zeer Kil en onbeweegelyk zitten; als
ze dan, volgens hunne gewoonte, de 1 ooten onder ’t ly f trekken , en de
Sprieten achterwaarts naar de Vleugels leggen, gelyken zy niet minder dan
.een leevend Schepzel; en men weet naauwlyks, wat men ’er van maaken zal,
tot dat men ze aanraake, en. door de beweeging ontwaar worde, dat ze Ieeven-
de diertjes zyn. Doch zy houden zich meeRal aan zulke plaatzen o p , daar
men ze zelden in ’t oog krygt. Van hunne voortteeling hebbe ik reets ge-
fproken; derhalve is ’er niets anders overig, dan dat ik nog melde, dat hun
dood weinig tyds na de voortteeling volgt. Onder de Infedten Liefhebbers
wordt hy de JVapenilraager genoemd.
Be groote, fpichtige, aardkoleurige P innen-R u p s s
benevens baare verandering tot in
een V linüer.
§• i .
In deze Plaat vertoonen zich de verfcheiden gedaantens van een ïn fe& ,’twelk T/.b.XV.
ik , geduurende myn geheele leven,niet meer dan eens gevonden en gezien
hebbe. Ik vond deze Rups al in ’t eerRe jaar, toen ik my op de kennis en onderzoeking
der Infecten begon toe te leggen. Z y was alreede volwaflen, en
naby haare verandering; weshalve het my gemaklyk viel, dezelve in ’t leven
te houden en haare verandering a f te wachten. Doch byaldien ik toen deze
eerRe gelegenheid, van de Rups en Pop,benevens haar Spinzel af te beelden,
verzuimd hadde, zou ik thans niet in Raat zyn,om van dit voortreffelyk Infect
iets anders, dan den Vlinder, te vertoonen: want ik hebbe deze foort van
Rupfen, van dien tyd a f, onaangezien veele jaarlyks daar toe aangewende
poogingen, nooit weder deelachtig konnen worden. O f nu dit tegenwoordig
Infect inderdaad zo buitengemeen zeldzaam z y ; dan, o f ik de oorzaak daar
van alleen aan myn wederwaardig noodlot toe moet fchryven? zal ik daar
laaten.
K k 3 §.2.