C l a s s i s J . Pa b i u w u m J J i u r n o r v m .
zA. <7. e i e x j
waar op hy zich na zyne geboorte begeeven heeft, afgeworpen wordt en niet Tab. ï .
ten eerlten weder iets vinden kan, daar hy tegen opkruipt, worden zyne
Vlerken befchadigd , zo dat hy naderhand niet bekwaam zy om te vliegen.
IT
De zwartachtige gezellige Doorn-Rups*, met geele Doornpun-
ten 3 benevens haare veranderingen tot in een Vlinder.
"§• 1.
Schoon deze Rups een van de gemeenften, en de daar uit voortkomende Vlin- Tab-
der niet onder de fchoonften te rekenen z y , hebbe ik echter dezelve niet
konnen voorby gaan , maar ze liever onder haare behoorlyke ClalTe willen
brengen, en hiér kortelyk befchryven. Deze Rups houdt zich aan de Kerfle-
boomen op, alwaar ook, en wel aan de kleine takjes dier Boomen, het Wyf-
je van dezen Vlinder zyne Eieren digt by elkander legt, of liever vaft lymt.
Hier aan blyven zy zitten, tot dat de bladeren dezer boomen uitloopen, en
alsdan komen de jonge Rupfen te voorfchyn; die aanvangkelyk een gezellig
leven met elkander leiden, waarom zy ook den naam van Gezellige yerkreegen
hebben; doch naderhand verlpreiden zy zich door den gantfehen Boom, en
geneeren zich,. tot groot nadeel van den Boom, met deszelfs bladeren.
Wanneer deze Rupfen nog jong zyn , hebben zy de gewoonte onderling
een Spinzel te maaken, en zien 'er alsdan bruinachtig u it ; doch zy worden na
ieder vervelling zwarter ; de Doornpunten , met welken zy voorzien zyn ,
groeien ook met het lichaam, en worden by gevolg geduurig grooter; tot dat ein-
delyk de R ups, na de derde vervelling, haaren behoorlyken wasdom bereikt heeft.
De eerfte Fig, der tegenwoordige Tab. vertoont de Rups in haare eigentlyke
koleur, die naar het zwarte trekt, en waare grootte, zynde omtrent anderhalf
duim lang. De Huid dezer Rupfe is met tedere hairtjes bezet; het Hoofd
is hartvormig, en zow e l als de hals met zeer kleine en nauwlyks zichtbaare
* In den Hoogduitfchen Text heeft de Hr. RSfel by deze benoeming nog gevoegd de woorden.*
de op den KerJJeboom zieb onthoudende, Maar dewyl ik niet alleen deze,maar ook veele
andere Rupfen , welken hy in de benoeming een zeker verblyf toefchryft, ook op andere
Gewaden 'gevonden hebbe, oordeele ik beter’ deze öywoorden weg te Iaaten. Ik zelf hebbe
die foort van Rupfen in 't begin van Juny nog heel jong in tamelyke menigte by den anderen
op een Peereboom gevonden; èn uit de Doos, waarin ik ze voedde, kwam altoos
eene even zo aangenaame reuk , als de Hr Röfel van eene Nacht-Rups, in de tweede
ClalTe der Nacht- Vlinders, Tab. IX. van dit Deel heeft aangemerkt.
K LEE M AN » .