C l a s s i s II. P a h l io n u s i J V o c t u r a v r u a v .
’ dan eene herhaaling geeven van ’t gene van de voorgaande Rupfe t „„.
gez gd is , zo vreeze ik den Leezer, met die befchry v ing, meer verdrietig VUL
dan vermaakelyk te zullen weezen : derhalve zal ik alleen kor lyk zeggen, dat
J omtrent het fpmzel van beide de foorten, zie de 2 ^ Fig. , geen ande; on t
derfcheid dan die van de grootte weet aan te wyzen. Doch aan de Poppen *' '
IS.’ behalve de grootte, nog dit oijderfcheid , dat de kleine, Tab. VIII in
plaats van een fteelpunt, zo als de groote op Tab. VII. heeft, met korte bor-
uel • hairtjes aan het achter einde voorzien is. Zie de 3 de Fig. f ig j
§• 4-
Betreffende den Vlinder, uit deze kleine Pinnen-Rups voortkomende, dek!
u 1S ’uZ0 ? i 1 j reet? boven, êezegd hebbe, van dien, op Tab. VII. afge-
beeld, alleenlyk door de grondverwe en grootte te onderfcheiden; dewyl voor
v X n T f 6 tekemi]?en M l liigenfchappen van dien I dezen ten
vollen overeenkomen. De ze , daar wy thans van fpreeken, en wiens afbeeld-
zel in de 4 en 5 d' Fig. vertoont wordt, is merkelyk kleiner dan de voorige Fig. ,
en donkerer van koleur. De grond der Boven vleugelen en van ’t Voorlyf is’ ™ 5.’
roodachtig - graauw, en die der Ondervleugelen en van ’t Achterlyf blinkend
wit Voor t overige zal men alles, van het grootfte tot het kleinfte , het zv
het de gedaante, o f tekeningen, . o f andere merkwaardigheden betreffe aan
beide foorten éenvormig bevinden. Van deze beide Vogelen blyft ’er èeene
den winter over in t leven; na dat ze hun zaad terug gelaaten hebben, nemen
Dieïen ^ affcheid Va“ de waereld> en Saan den weS van alle lèevende
De bruinhairige Wil gen-Rups, met witte Rug|
fchilden 5 en rood - bruine knoppen, benevens huure
verandering tot in Vlinder..
§• 1.
llW ilg e b o om e n , in_’t Voorjaar, beginnen uit te botten, vindt r * . tv
men ook doorgaans de kleine Rupsjes van deze foort op dezelven; en ze F
zyn dienvolgens eene van de eerfte foorten, die wy jaarlyks te zien krygen-
, nW: t 0ntflaat’ Ulti h00fde ü Ze reets in den voorigenHerfft uit de Eierfchaa-
Sekomen, en als wezenlyke Rupfen den Winter overgebleeven zyn. Noch-
W J H P B fo,°rt van RuPfen niet > die- voor haare verandering,
h , , ,§Re Wlnter' koude en een halfjaang vallen moet uitftaan; want ik
hebbe hier voorens, onder de I I d<= Claffe der Dag - Vlinders, Tab III reets
eene diergelyke foort befchreeven, en zal ’er in deS tegenwoordige Claffe nog
F f 3 ee-
Z
f