• . T ab. VI. regelen en handgreepen mede te deelen; maar dewyl zeer veelen myner gunftige
Leezers daar op aandringen ,■ dat ik nu en dan een o f a'pder Middel aan
de hand mogte geeven , waar door deze o f gene fchadelyke Infeften het gemak-
lykfle vernield konnen worden; hebbe ik om hunnentwille reets in het i l l de
Stuk dezer Claffe een Schryver*, die ’er veel van gefchreeVen heeft, aangehaald.
Doch dewyl een iegelyk, die myne Hiftorie leeft, het Boek van dien
Schryver juift niet bezit, hebbe ik beflooten, hier en elders, daar het te pas
home , zo uit het fchrift- en mondelyk onderricht van anderen, als uit eigen
ondervinding, iets te berde te brengen, om het verlangen myner Leezeren ook
ten dezen opzichte te voldoen. Onze tegenwoordige foort van Rupfen is , boven
veele andere, gemaklyk te vernielen, byaldien men de drie volgende middelen
vlytig in ’t werk ftelle. Men leere den genen, die de Boomen moeten
zuiveren, de Eieren recht kennen; (want de meeften van dezen zullen moge-
lyk het tiende gedeelte niet voor Rupfen - Eieren aanzien; ) en dezelven kennende,
moeten ze het takje, waar aan de Eierringen zitten, afbreeken en verbranden.
Dit is een Middel, waar door ,. met weinig moeite , millioenen
Rupfen, voor haare geboorte, vernield konnen worden. Vervolgens doorzoe-
ke men vlytig de Rammen en dikke takken der Boomen, waar aan de jonge
Rupfen met gantfche nellen en klompen te zamen zitten; en,in plaats dat andere
die met rook, vuur o f water trachten te dofodeh, rieême men een Stok,
■ van boven met eenige lappen en lompen omwonden, en verplettere daar mede
het gantfche broedzel op de plaats Dit kan de boomen geen fchade doen, en
men loopt geen gevaar van door het vuur den boom zelven, of iets anders ,
in brand te Iteeken. Het middel van den Rook doet de Rupfen wel ter aarde
vallen , maar zy breeken den hals niet, en kruipen wel haalt weder tegen den
ftam op. Men kan ze ook niet altemaal vertreeden, .vermits de meelte Boomen
o f in ’t gras, o f tulfchen andere gewaflen in liaan, zo dat men of de Rupfen
niet zien konne, o f tevens het gras en de planten vertreede. En op dat
’er in ’t volgende jaar niet weder zo veele overig blyven, doet men eindelyk ook
zeer wel, wanneer men de Poppen geenszins verfchoont; want één enkelWyf-
je , dat ’er uit voortkomt, kan by de 300 Eieren ter waereld brengen|.
* Naamiyk wylen den Heer. Cbrijlian LeJJers Infecten - Tbeologië.
•f Onder de middelen ter vernieiinge der Rupfen rekene ik ook die Infecten , welken andere
Infeften ombrengen en verteeren; naamlyk veele foorten van Wespen, Muggen enz. inzonderheid
zekere Kevers, die men, uit dien hoofde, niét uit de Tuinen vèrjaagën , Óf
gantfch vertreeden moeil. Want zulke Infeften, die van anderen leeven, doen de Vruchten
en Planten geen fchade, en zyn bygevolg als nutte Schepzelen veeleer te dulden, dan
te vernielen, En als men eindelyk zommige Vogelen meer Kg ’t leven én voortkomen
liet, dan doorgaans wel plaatsheeft, welker onderhoud in Ongedierte en Wormen be-
ftaat, zouden ook dezen ons veele moeite uitwinnen in ’t uitrooien van fchadelyke Infecten
; die weeten inzonderheid de Rupfen ook op de hoogfte toppen en in de verborgënfte
hoeken der Boomen te vinden, daar wy niet altoos konnen bykomen.
Kleemann.
• . H D l