liet kleine, groene, bultige R upsje, benevens dezelfs
verandering tot in een V l i n d e r .
S- i -
Tab.VII. T Tet tegenwoordig Rupfen • gëflacht fehynt vee! overeenkom!! te hebbenmec
r i het voorige, en de Vlinders van beide de foorten zouden, wegens hun.
ne koleur, ligtlyk de een voor de ander konnen genomen worden. Doch hunne
gelykheid is zo groot niet, of iemand, dien het daar om te doen is , kan
met den eerften opflag, door de beide foorten tegen elkander te befchouwen,
zo veele en duidelyke Kentekens ontdekken, dat hy dezelven altoos en in alle
omftandigheden-terftönd önderfcheiden kan.' Ik zal.niet nalaaten', zo wel het
gelyke als het ongelyke dezer beide Infedten, in de volgende befchryving, aan
te tooiien.
5. 2. •
B s 1. Het Rupsje, in de 1 fte Fig. der V I I de Tob. ontworpen, houdt zich , even als
het voorige, aan de Sleen- en Pruimeboomen op , welker bladeren het zelve
tot fpyze verftrekken. Ik hebbe ’t in de"Maand Jmy gevonden, reets volwas,
-fen zynde. Ik moeft het terftönd, by ’t eerfte gezicht, voor eene byzondere
en van ’t voorige onderfcheiden foort houden: want daar men aan de voorige
Rups, als gezegd is , noch hoofd noch pOoten z iet, ten zy men ze op den
rug legge, zo ziet men in tegendeel die beiden aan de tegenwoordige zeerdui-
dèlyk, het zy dezelve Itil zitte of kruipe. O p ieder van de 6 middelfte Ringen
, die de dikften zyn , befpeurt men een paar fpitze hoogzels o f bulten tegen
over elkander ftaande, zo dat ze ordenlyk twee reien uitmaaken. De bo-
venfte fpitzen derZelven zyri met bruine topjes vercierd. Van ’t hoofd a f tot
•over de buikpooten naar achteren konnen alle de Ringen van ’t ly f duidelyk
door de inkervingen gezien worden; doch de overigen zyn uiterlyk niet te onderfcheiden
; fchynende het achterdeel, van de laatfte Buikpooten af tot aan
den Haart, maar een enkel lid te zyn. Het laatfte l id , o f het ftaartpunt,
fteekt by dit Rupsje een weinig over de Nafchuiver heen. Het hoofd , dat
zeer klein, rohd, én blinkend geel van koleur is , heeft een paar zwarte punten
, naar oogen zweemende, en boven den mond ziet men nog een klein
zwart vlakje. De Rups kan, als het de nood vereifcht, den kop wat uitftee*
ken, en ook weder kort aan den hals te rug trekken. De koleur van ’t lyf en
van de 8 paar pooten is bleek gras - groen. De verdiepingen der Leden en de
onderfte rand des buiks zyn met witte liniën o f lyftjes omgeeven. Behalve deze
ziet men nog veele , ongemeen tedere, fchuins loopende, heldere ftreep-
jes ter wederzyde van het ly f, die in ’t afzetten, wegens de kleinheid, niet wel
te maaien zyn. In ’t kruipen is deze foort van Rupfen nog wel zo langzaam
als
als de voorige; en omtrent den aart en wyze der veranderinge gebeurt ’er by Tab. VIL
dezelve niets anders, dan by alle anderen dezer Clalfe. Als Rups vervelt ze
ook etlykë reizen , gelyk de anderen; en haare volkomen grootte bereikt hebbende,
is ze omtrent een halven duim lang, o f iets meer. Hoe meer de tyd
van haare verandering nadert, hoe meer de groene koleur vervalt, tot dat ze
eindelyk bruinachtig wordt. Deze verandering van koleur ontftaat intuifchen
nergens anders u it, dan uit hoofde dat men, door de dunne Rupfen-huid,
reets dé koleur van de Pop , die daar onder verborgen is, ziet fchemeren; dus
kan men ook aan de meefte R ttpfen, als de verandering naby is , de koleur der
Poppen eenigermaate, hoewel niet geheel, natuurlyk befpeuren.
$ 3-
Deze Pop, wier gedaante en koleur in de 2 de Fig. te zien is, geeft het klaar. Kg-. 2.
fte en onbedriegelykfte bewys, dat het tegenwoordige Infect eene andere foort
is , dan het voorgaande. Zy is ook wel dik en Homp, maar voor eerft mer-
kelyk kleiner; ten anderen niet zo glad als de voorige , en ten derden geheel
anders van koleur. Doch wy zullen deze Eigenfchappen wat omftandiger verhandelen.
De gedaante dezer Poppe betreffende, dezelve is, ten aanzien van
haare lengte, ongemeen dik. Het voorfte deel is van het achterfte, ter plaat-
ze daar de vaftmaakende draad z it , door eene diepe indrukking gefcheiden ,
en aldaar met eene witte vlak getekend, waarin een zwart puntje ftaat. Voor
aan t hoofd is eene groote hoogte te zien, die zich in twee kleine knopjes
verdeelt, en van boven wit is. Plet achterdeel is als een verwulfzel, of boogs-
wyze, en met kleine ftompe doornen o f uitfteekzels voorzien ; over welken ,
van de helft af tot aan den ftaart, eene witte linie getoogen is. De overige
grondverwe is zwartachtig • bruin. Ik hebbe noch aan deze, noch aan devoo-
rigePop, eenige beweeging konnen belpeuren, als ik ze aanraakte; het welk
waaffchynlyk van daar komt, dat ze zo kort ën dik, en daarenboven, gelyk.
alle anderen dezer Clalfe, op twee plaatzen vaft gemaakt zyn.
§• 4*.
Eer de Papillon o f Vlinder te voorfchyn komt, verloopen ’er gemeenlyk 14
dagen, ten ware eene ongemeene Zomerhitte deszelfs rypheid en geboorte een
dag of twee verhaaftte. Wanneer nu deze Vlinders uit het Poppevlies gekroo-
HHraS > un, na verloop van eenige Minuuten, hunne volkomenheid bereikt
ebben, zien zy er meeftal uit, zo als ze in de 3 de en 4 de Fig. afgebeeld zyn. Fig. 3,
Ik zegge, meeftal, dewyl zommige den Oranje-geelen ftreep in de Voor-Vleu-en 4*
gels niet hebben, hoedanig een ons, in de 5 Fig. vertoont wordt. Op dat Kg-, s.
ik nu de orde niet te buiten g a , zal ik met de 3 de Fig., alwaar de Vlinder met Fig. 3.
opgeklapte Vleugels z it , myne befchryving beginnen. De grondverwe der on-
\7i 6 ’s folder Olyf- bruin. De buitenrand der beide hier zichtbaare
Vleugelen is cierlyk uitgefchulpt, en met een helder graauw boordzel b e z e t;
langs