zich gelyk de anderen, en vliegt eiiidelyk, zonder wegwyzer, naar de plaats
alwaar h y , zo wel eene Wedergade ter vermeerderinge zyns geflachts. als voed-
zel ter onderhoudinge zyns levens, vindt:
fi
§• I
Tig- 5-
W y zullen alsnu den levenden Vlinder laaten vliegen, waar het hem behaagt
en ons ondertuflchen met zyn op het Papier nagebootfte afbeeldzel vergenoegen.
De voorfte en achterfte Vleugels, wederzyds, zyn beide, aan hunnen
bmnenftenrand, dermaaten uitgefchulpt, dat men ’e r , het zy de Vogel dezel-
ye te zamen vouwt of uitbreidt, altoos tuflchen door kan zien. Op gelyke
wyze ziet men ook aan de buitenfle Vleugel - randen diepe uitfchulpingen, welke
met groote en kleine uitfteekzels of tanden vercierd zyn. Zo veel was nodig
van de gedaante der Vleugelen te melden. De 5. Fig, vertoont ons dezen
Vlinder in zyne ruit zittende, met boven zich geflooten Vleugelen. Het gene,
in deze geftalte des Vlinders, ons het eerlte, als ’t fraaifte in ’t oog valt,
is de midden m den Achter-vleugel tamelyk fcherp uitgedrukte Romeinfchev’
Wier zilver gelykende koleur van den donker - bruinen grond , waarop zy Haat ’
merkelyk verhoogd wordt. Andere vergelyken dit Vleugel - cieraad wel by eene
JRomeinfche C , maar dat kan de onderfte fcherpe hoek niet wel ly-
« en, welke duidelyk aan deze Figuur te zien is. Trouwens het zou belagchelyk
weezen, indien ik om zulk eene geringe zaak een twilt beginnen, o f een ander
deswegens van dwaaling befchuldigen wilde. In diergelyke gevallen laat
ik gaerne een ïegelyk in zyne verbeelding, en houde my in tegendeel zo lang
aan de myne, tot dat ik beter onderricht worde. Het is eene bekende zaak
•dat onze Voorvaderen, in treffelyke en onontbeerlyke Weetenfchappen als
by voorbeeld de Kruidkunde, Ontleedkunde, Hemelloop- of Starrekunde’ en
diergelyke, veeïmaalen het geheugen door de Verbeeldingskracht hebben’ ge-
zocht te hulp te komen; door nieuw ontdekte en voorheen onbekende dingen
met bekende dingen te vergelyken: en de eerflen zelfs naar de laatilen te be-
noemen. Maar hoe veel verfchilt zomtyds de gelykenis? Zou men niet dik-
werf minder moeite nodig hebben, om den naam, plaats, gedaante en nut van
eemg Kruid, Gebeente o f Gefternte in zyn geheugen te prenten, als men nu
gebruiken moet, om Hechts tuffchen hetzelve en andere dingen, daar het den
naam van draagt, eene gelykenis te vinden ? Dezer wyze gaat het ook niet
ze den met de vergelykinge der Infeften; weshalve men de daar in aangeduide
gelykeniiien niet altoos naar wiskundige Liniën moete beoordeelen. Want
fchoon men, by voorbeeld, aan den zogenaamden Paerlemoer- Vlinder*,van
dei
1°°% ^ r P T Vlin,3el'l heeft ’er de Hr- B in deze Eerfte Claffe den grootftea van dit Land (verfita D^eunitigfcehnl aanfdg)e boepe ld7 a,i .VnaIaIm. elyekn é,
klemdere foort op Tab.X. van ’t Derde Deel,- en in ’t Vierde Deel nóg twee, te wee-
ten een kleinen op Tab. XIII. zonder Paerlemoer, en op Tab. XXV. een grooten met
waerlemoer. Doch de jaartallen 1538 , 1553, enz. zyn het duidelykfte aan de Vlinders
van eene middelbaare grootte te ontdekken. - K l e e m a n n .
, eerfïe ClafFe, op de onderfte zvde van deszelfs voorfte Vleugels, dejaar- TiB-
„non van 1 ^ 8 , 15 53 , o f ook andere, fchynt te zien ; moet men nogtans
S e t denken, dat dezeïve ’er zo natuurlyk uitgedrukt ftaan, als. of ze gefehree-
v e n of eeprènt waren; maar dat eene fterke verbeelding wel het meefte daar
tne moet doen- Ondertuffchen heeft de Allerhoogfte deze byzondere Kentekens
aan de allergeringfte Schepzelen niet vergeefs gewrocht; overmits dezelve
daar door niet alleen van elkander onderfcheiden zyn,maar ook de Menfchen,
u it d e oneindige verfcheidenheid der Schepzelen, de oneindige Almacht des
Schenoers konnen erkennen. Doch laat ons. weder overgaan tot de aangevan-
sen befchryving van onzen Vlinder. De reets gemelde bruine grond beflaat
bvna de helft der beide Vleugelen naar ’t ly f toe; loopende de rand daar van
overdwars midden door denzelven, met eene heen en weder gekromde linie.
In deze bruine ruimte zyn (en wel het duidelykfte m den voorften Vleug el)
nog eenige donkerer dwarsftreepen te bemerken. Het overige deel der Vleu-
gelen is tot aan den buitenften zoom r iets helderer , o f liever bruinachtïg
graauw,. en daar by aardig gemarmerd. Hier in ziet men behalven eenige
Snregelmaatige groenachtige vlakjes, by ieder binnen.rand des Vleugels een-
kleinen ronden Spiegel, die eenigzints uit het groene in t geele valt Einde-
Ivk volgt de donker - bruine en uitgefchulpte breede boord, waar mede debui-
tenfte rand der Vleugelen omgeeveh is *. Het L y f is van onderen insgelyks
donker-bruin, zo als ook de van vooren te zamen gevoegde ftompe pooten ;
doch beide de deelen zyn met hairen bezet. De overige pooten zyn geel van
koleur , en derzelver gedaante, door ’t Vergrootglas, te zien, hebbe ik in de
achtfte Fis., afgebeeld..
Ik zal by deze gelegenheid hier eene omftandige befchryving der Pooten laaten
volgen , zo wel van het getal der Leden en derzelver verdeelmg onder elkander
, als van-de uiterlyke gedaante; om dat ik ’er tot hier toe nog mets van-
gemeld hebbe. Doch ik vooronderftelle, als eene gewifle ondervinding, dac
de Pooten zo veeler Vlinders dezer Eerfte Clafle, als my tot nu toe bekend
zyn, ten aanzien hunner vorminge en t’zamenftellinge weinig of niets van elkander
verfchillen; fchoon men in de koleuren, en andere toevallige Eigen-
fchappen ,. veel verandering vinde. De boven fchenkel is meeftal veel dikker,
dan de overige leden, en hieraan onzen Vogel bruin, en met geele en bruine
vedertjes o f hairen bezet. Het daar op volgende Lid is het langde van allen,
J en
* Hier ftaat aan te merken , dat de Vleugels dezer Vlinders ^inzonderheid omtrent de
grondverf op de onderfte zyde) by den eenen meerendeels anders zyn dan by den an-
. deren, vallende nu helderer, dan bruiner, nu geelachtig-bruin donker, dan bruinachtig
graauw in ’t oog. By aldien derhalven de Liefhebbers der Inféóten zodanig een Vlinder
bezitten-, en dien helderer of donkerer van koleur .bevinden, gelieven zy daarom
deze Afbeelding niet voor onrechtmaatig te houden, maar zulks toe te fchryven aan de.
ge.woonely.ke. verfcheidenheid der koleuren by. deze Vlinders* K leemann..