DER N A C H T - V L I N D E R S. Tab. VU. 165
Oker-bruin. Beide deze koleuren vereenigen zich derwyze met elkander, dat Tab. V it
ieder op de zyden zeven ftreepen of takken maake, waar van de eene in de
andere loopt, doch niet langer dan een Ring breed is, o f ten minde weinig
daar over. V o o r , van den kop af tot aan den vierden ring, loopt ’er een heldere
ftreep; en benevens dien een donkere; in welken zomwylen, op den
vierden ring, eene heldere vlak Raat. Het achterfte of laatfte deel is , van de
donker - bruine Staartfpits a f, benevens de (lompe Nafchuivers, helder van
koleur. De blinkende Kop, meer langwerpig-rond dan breed, of hoekig van
gedaante, is ook iets helderer van koleur dan de ru g, en daar by in de lengte
met vier, doch zomtyds met zes zwarte liniën, heel net getekend. Behalve de
ordenlyke inkervingen der Ringen o f Leden, zyn ’er nog veele duidelyke dwars-
plooien of rimpels op dezelven te zien; en in het helderde gedeelte (taan ook,
op ieder zyde, de negen gewoone Luchtgaten, die hier, naar evenredigheid
der Rupfe, vry groot, ovaal - rond en donker - bruin zyn. De vier paar (lompe
Buikpooten hebben eenerleie koleur met den buik, en van onderen een
zwarten rand, beftaande uit loutere kleine haakjes, evenals die der Kliffen.
De koleur der zes fpitze en klaauwenvormige Voorpooten is daarentegen wat
donkerer - bruin.
§• 3-
De 2 de Fig. (lelt ons de bovengemelde tweede foort dezer Rupfe voor 00 Flg. a.
gen; die meeftal eene bleek - groene grondyerwe heeft; echter is het Staartje,
of achter op (taande en (pits toeloopende Hoorntje, fchoon Oranje - geel , en
alleen aan ’t einde zwart. Van ieder zyde van dit Hoorntje loopt ’er een zwarte
(treep naar vooren to e , die zich tot aan den voorigen Ring uitflrekt; beide
wyken ze hoe langer hoe meer van elkander, invoege dat ze op het einde zeer
veel verder van een (taan, dan in ’t begin. Op alle de voorige Ringen, tot
aan den hals toe, (taan boven o p , by ieder inkerving of plooi, twee zwarte
vlakken o f groote (tippen nevens elkander; en van ieder paar derzelven , de
drie voorfte Ringen uitgenomen, loopen insgelyks twee zwarte ftreepen , zo
als de eerftgemelden, van de eene inkerving tot de andere, fchuins over de
Ringen heen. Wyders ziet men, onder alle deze zwarte, andere wat breede-
re ftreepen, die geel van koleur z yn , en de fchoone gedaante dezer R upfe
grootlyks vermeerderen; waar toe eene donkere groene lin ie , die over den
rug heen loopt, ook niet weinig toebrengt. Daarenboven ziet men hier de negen
Luchtgaten, uit hoofde van haare donker • bruine koleur, zeer onderfchei-
den. De Kop van de Hups is meer geelachtig dan groen; en de zwarte ftreep-
jes, daar over heen loopende, zyn doorgaans veel tederer, dan die aan de
voorige Rups gezien worden. De 8 ftompe Buikpooten zyn ook groen, maar
de 3 paar fpitze KJaauw pooten iets bruiner.
§• 4*
Wanneer deze Rups aangeraakt wordt, weet ze gemeenlyk, door het krom,-
X 3 mea