is , in het daglicht, o f liever in de duifternis; nademaal h y , gelyk andere
Nacht-Vlinders, gemeenlyk by fchemeravond uitbreekt.
$• 7-
Het Mannetje en Wyfje kan men aan de Sprieten en het Achterlyf gemak-
Iyk onderfcheiden, fchoon anders de koleuren en tekeningen eveneens zyn. Ik
hebbe het Mannetje met te zamen gevouwen Vleugelen in de 5 de Fig. afge-
beeld, en het Wyfje in de ó de Fig. met uitgebreide Vleugelen vertoond; aan
welk laatfte wy nu alles, wat deze beide geflachten gemeen hebben, uitgenomen
de Pooten , onderfcheidenlyk konnen befchouwen. De Kop,het Voorlyf en
de Bovenvleugels zyn Zwavel-geel, doch deze laatften zyn met veele zwart-
graauwe vlakken, die aan zommige helderer, aan andere donkerër bevonden
worden, getekend. Deze vlakken zyn zo veel in getal, en zo onregelmaatig
onder elkander verftrooid, dat het my bevreesd zoude maaken, wanneer ik
dezelven, naar alle omflandigheden, befcbryven, en ee~n iegelyk dier vlakken
van de overigen dermaate onderfcheiden zou willen, dat men my begreepe;ook
zou het den Leezer verdrietig vallen, om alle deze vlakken, achtervolgens my-
ne befchryving, op te zoeken. W y zullen dan wederzyds elkander van die
moeke ontheffen, en de afgezette Figuur laaten fpreeken. Doch ik zou my
zelven nochtans geweld aandoen, als ik ten minfte geen gewag maakte van die
V lak , welke kort aan den voorflen rand des Vleugels Haat, en die, ter oor-
zaake van haare zeldzaame figuur, meer dan de andere in ’t oog valt. Ik behoeve
wel niet te zeggen, dat ze eene Latynfche S. gelykt, dewyl zulks inden
eerften opflag kan gezien worden; maar ik zal alleenlyk .aanmerken, dat men
deze S niet aan alle Vlinders vindt; op dat niet iemand, die het ongeluk had,
van Vlinders zonder S uit zyne Rupfen te teelen, my van onwaarheid, of
eene wonderlyke harfenfchim befchuldige.
§• 8-
Maar hoe weinig komen de Bovenvleugels van onzen Vogel,met alle hunne
vlakken, by de Ondervleugelen in vergelyking? De eerfte zyn wel fchoon en
cierlyk, maar de laatfte geeven den Vlinder het rechte aanzien, en trekken
ons oog van verre tot zich, als wy hem bygeval ontdekken of zien vliegen.
De koleur is zo hoog Carmyn-rood, dat ze de oogen doet fchemeren; en ia
dien rooden grond ftaan eenige vlakken, wier zwartigheid by niets te vergely-
ken is. Het getal dezer vlakken is ordenlyk v y f , maar ze zyn onregelmaatig
van figuur. De buitenfte Vleugelrand is zeer teder uitgefchulpt, en met een
fchoon goud geel boordzel vercierd. Aan het achterlyf is de grondverwe altoos
iets donkerer, dan die van het Voorlyf en der Bovenvleugelen, en valt
meer in ’t Oranje-geele. Ieder Lid of Ring is met drie zwarte vlakjes voorzien,
naamlyk één boven op den rug, en één op ieder zyde. De koleur der