»4
Tab. JU.
T W E E D E C L Ä S S %
§•■ <5-
Doch aan deze Poppen befpeurt men, ten opzichte der koleur en cieraadënv
eenig onderfcheid, fchoon ze in de hoofdzaak met elkander overeen komen.
Op dat myne Leezers dit onderfcheid te beter ontdekken mogen, heb ik twee
diergelyke Poppen op een takje in de 3 de en 4 de Fig. afgebeeld , waar van de
eene wat witter is en grooter zwarte cieraaden heeft,daar de andere wat geeler
en met kleiner cieraaden voorzien is. Wanneer men deze Pop naauwkeurig
befchouwt, kan men alle de deelen van den verborgen Vlinder heel duidelykin
het Vlies zien liggen. Het voorlyf gaat tot aan den draad; boven in de ronde
hoogte zit de ru g , onder een laager bultje het hoofd; onder het nog kleiner
knobbeltje, voor aan ’t hoofd, de geele met een zwart kantje bezoomde zuiger
; daar de zwarte ftreep is, die, op; beide de zyden van ’t hoofd beginnen,
d e , midden onder den buik te zamen loopt,, en naderhand enkelvoudig tot
aan het einde voortgaat, liggen de fprieten; en tuftchen deze de 3 paar poo»
ten. Voorts ziet men van den Zuiger af een verheven zwarten ftreep ,die boven
op de hoogte van den rug het fterkfte is-, en byna tot in ’t eerfte lid fpits
toeloopt,, en nevens denzelven eenige verlpreide zwarte ftippen. DeVleugel-
fcheeden hebben, aan den fmallen buiten - rand, een zwarten zoom, beftaan.
de uit zwarte, langwerpige, digt aan elkander ftaande ftreepjes of ftippen; in
’ t midden ziet men nog een regel kleiner ftipjes, en nog eenige andere naat Ü
hoofd toe. De eerfte Ring, aan de hoogte van den rug, heeft ook in’ t midden
en ter zyden eenige vercierende punten; het achterdeel- des lyfs, dat met het
ftaartpunt uit zeven o f acht ringen beftaat, is ook regelmaatig met langwerpig
ge ftippen vercierd, die in de 3 dt Fig. het duidelykfte gezien worden; alwaar
boven o p , in ’t midden, op ieder R in g , v y f bladsgewyze ftreepjes in een hal-
ven cirkel naar ’t hoofd toe ftaan;en laager op zyde ziet men diergelyke over-
dwars; zo als ook op het achterfte nog eenige bladswyze ftreepjes overdwars
ftaan.
%■ 7'-
Als nü zodanig eene Pop 14 dagen gelegen heeft en gezond is , komt ’er zei'
kerlyk een welgefehapen Vlinder uit voort; hetwelk doorgaans in de Maand'
Ju ly o f Augujlus gefchiedt; vermits ik, voor zo veel my bekend is , nog geene
van deze Poppen gevonden hebbe , die den Winter over gelegen had. By
het uitkomen van den Vlinder gaat allbs even zo lpoedig en op dezelfde wyze
voort, als van de voorgaanden gezegd is De eerfte pooging van ’t Mannetje,
na zyne geboorte, is geene andere, dan om een Wyfje op te zoeken, en daar
njede te paaren; en de Wyfjes zyn ook ten eerften tot deze vereeniging- bekwaam
en genegen , fchoon ze naauwlyks uk het Poppevlies gekomen zyn, en
hunne Vleugels de natuurlyke grootte en lievigheid nog niet hebben. Dit ben
ik. op zekeren tyd ten duidelykfte gewaar geworden. Want eene met gaten
doorboorde Doos, waar in eenige Poppen dezer Vlinders lagen, in ’t Venfter
gezet hebbende, vloog een diergelyke Vlinder niet alleen geduurig rondsom de
Doos,
DER D A V EINDERS. Tab. III. 83
Doos, maar ging ’er pok op zitten, en liet zich niet affchrikken, fchoon ik T ab. i u ,
Bern verfcheiden reizen wegjaagde. Ik maakte eindelyk de Doos open, en zag
in dezelve reets een paar even uit het Poppevlies gekroopen Vlinders. Ik had
de geopende Doos zo dra niet weder in ’t Venfter gezet, o f de voornoemde
Vlinder was ’er ook weder b y , en in een oogenblik in de Doos zelve, waar in
By zich niet een naauwlyks uitgekomen Wyfje gewoonlyker wyze vereenigde
en paarde. Deze Waarneeming beveiligt nu niet alleen het voorgezegde; maar
toont, myns oordeels , ook duidelyk aan, dat deze Diertjes een byzonder Herken
reuk hebben, en reets van verre het onderfcheid der gedachten moeten-
konnen ruiken.
§.. 8,
Van de aanzienlykheid dezes Vlinders is niet-,veel te zeggen; .deszelfsVleugels
zyn geheel geelachtig - wit r alom met zwarte aderen doorreegen. In d é
jde /-)g. is hy zittende met opgeklapte Vleugelen te zien; waar van de aderen Fig. y;
in de voorllen wat zwarter gefehaduwd z yn ; en in de achterften ziet men tus-
fchen de aderen veele tedere zwarte ftipjes. De 6 de Fig. vertoont den V o g e l t - <5*
met uitgebreide Vleugelen , waar in men andermaal niet anders dan zwarte aderen
ziet in den witachtigen grond. In alle vier de Vleugelen loopt uit het lid
eene ader, die in ’t midden des Vleugels hoekig wordt, en dan te rug gekeerd
weder in het lid'gaat; waar uit doorgaans alle de aderen voortkomen, die ge-
zamentiyk naar den buitenften rand wat zwarter zyn, en iets breeder uitloo-
pen; welke rand-zelfs fmal en zwart geboord is. In de voorfte Vleugelen is
de ader, die weder re rug keert, aan denhoek wat breeder zwart. Het ly f
is van boven zwartachtig graauw, van onderen witachtig, en alom met hairen’
bezet. De Oogen zyn bruin, en-de Kop heeft alles, wat de Vlinders dezer
Glalfe doorgaans hebben.
§■ ?•
Deze Vlinders hebben, ten opzichte van hun verblyf, dezelfde Eigenfchap'
als de anderen, dat ze naamlyk, gepaard geweeft zynde, de Bloemen opzoeken.
Ik hebbe- ze meeft gevonden by de bloeiende Boekweit, en ook op
moeraffige plaatzen. Omtrent 8 of 14 dagen na de vermenging, zoekt het
Wyfje reets naar groene bladeren van Opftboomen, om ’er de Eieren aan te"
lymen,^ t geen het zeer behendig weet te doen. Daar na fterven z e , en dus
nog m t. zelfde jaar hunner geboorte; doch veelen worden door de Vogels en
Spinnen verraft, inzonderheid ten tyde, wanneer ze by de Heggen en Boomen,
zwerven ;, het welk veel gelchiedt als de Mannetjes eene Gade.,, en.de Wyfjes.
eene plaats zoeken, om de Eieren-te leggen.
Van haare kweeking is ’er niets zonderlings te erinneren.
Rupfen Hechts wat bladeren van Ooftboomen, en laat ze ter
t l
Mén geeft den
behoorlyker tyd,,
ver»
I