m• e ; ii -ii ' i&'i; p
l-i
V ' h r - l'î
Î S f e : : : ; ;
i . ' -'i i S i i ^ i .
Z O E T • V/ A T E R - P 0 L Y P E N. /[OI
De fi' dczer Tab. vertooiit drie takkeii van een Polypenllok, welkeT'"'-
. „ g de helft meer vergroot is, dan die van de lo^e en u^e f / g op-de ;
,ouii"e Tab., om ailes des te onderfcheidenlyker te können befcliouwen.
.ip rakken zyn met de Letters f , s, s. gecekend. In den onderlten isL,„.!st.
de Vederbos van den daarln woonenden Polyp bykans ten eenemaal biniienwaatts
getoogen; -
ecnlgzlns buiten de bandvormige opening komen; waartegen de te zaraen gevouvven
Vederbos van ï. tôt diiidelyk gezien kan worden. Uit den boventak
korat de Vederbos, dien de Polyp uitfchuift, genoegzaam m zyn geheel
te voorfcliyn; maar dezelve is nog meefial geflooten; en 'er vertoont zich by
L e t t e r j . eene te zaraengevoegde Schacht, waaraan de vezelen of plunnen, i « ' . y.
iié eiffciilyk den Vederbos uitinaaken, vaft zitten. De derde of middellle tak
vertoont een gantfch uitgefpreiden Vederbos, zo als de Polyp gewoon is denzelven
te houden, wanneer hy op zynen buit loert. Zulk een Vederbos faellaat
iiit omirent 6o zodanige gelykvormige, witte en buigzame vezelen, ofarmen,
als'er één in de is^e Ftg. afgebeeld is». Ze zyn allen derwyze gefteld, dat F-ir is,
ze met hun kolfaelitig deel a. buitenwaarts, mec het onderile L binnenwaartsi
feboogen ftaan, en dus eene lange f . vertoonen. Hun geta! ftelle ik op omirent
6o; nademaal men hetzelve onder een Vergrootglas met naauwkeung,
en met de bloote oogen nog minder bepaalen kan. Zy zitten gezamenlyk op
gemelde Schacht y.; die aan den hais van den Polyp (zie No. 3.) vall^v». 3,
•• is. Dezelve formeert, wanneer 'er ruimte is om zich uit te breiden.
de gedaante van een Hoefyzer; dac zo wel aan den binnen-als aan den bmtenrand
met vezelen of pluimen bezet is, en zich by "c intrekken van dezelven
te zainen fluit. Deze Schacht is niet eer of beter te zien, dan, wanneer
zulk een geopende Vederbos recht tegen over onzen gezichtftraal kernt te
Haan, gelyk 'er in de 11 He Fig. der voorige Tab. LXXIV. drie van te zien
zyn. Dienvolgens formeeren de beide aan de Schacht zittende reien van vezelen
ofarmen geen ronde Klok, zo als het ons in den eerllen opflag voorkomt:
maar zy maaken twee kromme linlen, waarvan de vooreinden in elkander
dùor het Zeeuvifch der
' In 't Eerfle Deel der Ve'rhmäelinien
Weetenfchttitcn te FUßit$en. in gr. ~
van de Vedwbos-Polypen aaugemerk., — — — ... .
met welker bchulp zy, door himne fnelle beweeg.ng, eene draamng of een kring m t Mter
Hbttrg heeft de Heer Leendert 'omme
:rkt; dat de di-aaden hunner Vederboflèn tanden hcbben i
können veroorxaaken. Maar, dewyl ik niet kan verzekeren, of de Polypen van den Heer
Imme cenerlci lyn. met de hier befchreeven Röfellehe foort , zo mocüc ik de bevefcgmg
dci ontdekkinge van den Heer Somme aan andere Natuur.-onderzoekers overlaaten. Ik ben
schter niet oigenegen te gelooven, dat ook de Röfelfdic Vederbos-Polypen znlke tanden
sinhunne witte, bnigiaame, pooten of armen hebben; en dat deielven mogelyk der op.
mcrkinee van den toen reets kranken Heer Räfil ontllipt zyn.
KtltEMAt^N.
Deel ^de Sluk. Ff f mv
W r i .