'H
• - " i f
4 S 8 H I S T O R I E DE R
Aan dezen befpeurde ik, in den eerílen opOag, iets, waardoor ze, buiten
cn hunne bellendige groene koleur, vciii andere (borcen víin Arm - Polype n onder-
Lxxxix. fcheidcn zyn; en die waren hunne Armen. 2y hadden zc, naamiyk, in i^root
e r aantai dan de anderen ; want aan die, welken de niinllen hadden , telde it
' e r acht, rerwyl "er andere negen of tien, en 00k wel twaalf hadden
W a n r e e r zy dezclven tot over de helft intoogen , wierden ze wat breed; eii
alsdan geleek de Polyp nieer naar cen groen bloempje , dan naar een InVea.
D i e , welken ik in OÉfobcr en r^ovsiubsy líreeg, waren de íchoonílen en volkomenñen
; hunne natuurlyke grootte was even ais die , welke wy in Fig. ¡r,
e n h. afgebeeld vinden. Aan den Polyp Lett. g. waren twee Jongen, dio"!
z o niet even oud, ten minile even groot waren. Ik kon aan dezen niet nieet
dan 8 armen teilen; en ze waren, Ichoon zy ons hier zeer dun voorkomen,
nochtans niet geheel uitgeftrekt. De Jongen daarentegen hadden 'er eik maar
6 ; en dewyl ik , buiten dezen, nog gecn zodanigen Polyp met zes armen
gezien hebbe, zo is het te deniten , dat zy hun bepaalde getal nog niet hadden.
Hier benevens fchynen deze Polypen hunne armen zo lang niet te können
u i t f t r e k k e n , dat ze de lengte van hun lyf meer dan twee maal overtreffen; en
zelfs z:\l mcn ze zelden nog zo lang zien : daarentegen können zy de geáaltg
bunner armen, op veele en meerderleie wyze, dan de Oranjegeele foort , zecr
" : veranderen.
S- 7-
D e niet i . gctekende Polyp is een der grootften; want van deze foort heblie
ik raaar weinigen van die grootte gezien; en ais hy zieh op zyn langfte uití
l r e k t e , had hy de lengte van drie-vierde duim. Hy had drie Jongen aan zyn
l y f , van ongelyke grootte, ouderdom en volkoraenheid. De kieiníle had no§
geene armen ; de middelíle had 'er vyf,-cn de grootite zes. Aan den oiiden,
daarentegen 3 waren i s armen te relien; met welken hy , zo wel ais met zyn
l y f , in eene geduurige beweeging was, neemende alie oogenblikken ecne
andere geftalte aan. Ñu toog hy de armen de helft korter in , dan ze hier
afgebeeld zyn; zorowylen wierden ze bladvormig; en op een anderen tyd ikk
h y dezelven zoo lang ui t , dat ze dunner dan een hair feheenen ; en op een
ander oogenblik hadden ze weder de gedaante, waar in ze hier afgebeeld zyn;
wan-
* De ^roene Polypi dien de Heer Cúeze oílder de Waterlinzen van een byca uitgedroogden Podi
by Quedlinbwg , ontdekte , had ílechcs 5 armen} dan dewyl de Polypen zomtyds eenigen
hunnei- armen, door onvooriietie toevallen , verliezen . io kan 'er ook deze wel meer van
natunre gehad , en 'er by ongeluk eenigen verlooren hebben. Doch de Heer Dr. Schüjftr
aegt, in zyne Verhandeling over de Arm-Polypen . gedrukt te Regensburg 1755. in-ii-"- dat
hy 'er ettelyken met iS armen gezien hecft. Dit kan de Stelling van den Heer Rü/eí^ ^
degroene Polypen , behalvedoor hunne koleur, oe"< door hunije me(;rderearmcn. vandeander;
íbortcn te ondcrfcheidea zyn, des le meer beveíligen,
Kleem.'VNN.
Z 0 E T - W A T E R - P 0 L Y P E N. 46 9
w m i e e r ze aan den kop zeer dun, in 't midden breeder en dikker, en aan
de uiterile eindcn fpitstoeloopende waren. Wanneer de armen deze geftalte •-' '»viii.
liadden , fpeelde de Polyp beurtswyze met dezelven ; doch de Jongen hidden Lxxxix.
zich ilil; of 'er was ten minften zelden _eenige bcvveeging in hunne armen
te befpeuren.
Thans zullen wy deze foort van Polypen , ora hun maakzel des te beter te
leeren kennen, eens by vergrooting befehouwen. In de läe Fig. zien wy'er /J^. r,
een , die meer liggende dan recht op ilaande afgebeeld is; en toen ik heni door
't Mikroskoop tekende , vertoonde hy zich in deze zelfde geflalte, welke deze
pblypen ook doorgaans hebben. Zyn Kop vertoonde (lechts acht armen, welken
de gedaante hadden van aan beide de zyden fpits toeloopende bloembladeren;
tufrchen'welken de Kop gantsch kogelrond uitllak. Ten aanzien der geilake
van 't lyf, komt deze foort van Polypen' nagenoeg overeen, met de Oranjegeeien
; zynde hun lyf ook gemeenlyk , omtrent het midden, op zyh dikfte; naar
den kop toe weder dunner; en naar 't kolfachtig einde allengskens dunner aflöopende.
Doch de tegenwoordige Polyp was, hier en daar, aan zyn dikke .
lyf icts ingedrukt, even of hy zich aldaar verdeelen zou. Voorts is aan deze
t i n . , even als aan de volgende, te zien , dar deze foort, gelyk de anderen,
inzonderheid de Oranjegeden , by welken zulks voornaamlyk aan de armen
blykt, als met een doorzichtig , dun en helder bekleedzel overtoogen is; het
welk ook aan de armen , wanneer ze gedeeltlyk ingetoogen zyn , duidolyk ge-
-zien kan worden.
9-
De Polyp, hier in de Fig. afgebeeld, had nicc alleen by Letc. een Fig, s.
lilein Jong aan hec lyf, maar was ook grooter dan de voorgaande, en teffens
niec meerder armen voorzicn; welker gecai tot tien klom, behalve nog een enkelen
ann aan zyn lyf, * door Lett. k. aangeweezen, hoedanigen wy ook reets
. aan
* De Heer Tremble-j getuigt mede , (sie de Hoogduitfche Overzettißg zyner Hiftorie der Poly-
•¡tw, pag. 268 ensös».), dat hy groeiie Polypen gez,ien heeft, die een, twee, en ook wel
drie hunner armen op andere piaatzen hadden, dan daar ze gemeenlyk zittcn. Zy zaten, nu
aan den kop, dan aan 't beiiedeneinde , iiader by of vorder afj- maar nooit hecft hy meer dan
drie armen aan eenen Polyp , op buitengewoone plaatz,en , gezien, behalve aan de zulktn ,
welken hy gckorven had. Hy zegt ook, niet te weeten, waartoe de andere armen, die niec
rondsom den Mond zitten , den Polyp zouden dienen. Wyders heeft hy wap.rgcnomen ,. dat
I.e. meeilnl van tyd tot tyd kleiner geworden , en eindelyk gantsch verdweenen zyn. De Heer
Goeze niaakt 'ei-' de volgende Aanmerking op : „ Wanneer ik de Röfelfche Proeven in 't door-
„ fnyden der Oranjegeele Polypen, Tab. LXXX. Fig, I. 2. hier mede vergelyke, zou ik by-
' 5> kans
^de Deel 2de Stuk, R r r
Í I
i i j hm