'tue H I S T O R I E
7i?'vvm f " voorigen bemerkt hebben. Bovendien toont deze afbeelding , da, ^i,
LXXX iiifl^g ^^^ menigmaal zulk een vorra kan geeven dat
I-XHIX. voor aan dikker cii fiouiper dan aan den kop zyn ; en als de PoJyp dezelve.,
Fi'-S.
m deze gedaanie fchikt, fpeelc hy 'er niede door eene geduurige beweegino-
Op eene dergelyke vvyze , als hy de geilalte van zyn lyf verändert, kan
ook zynen kop nn plat , dan rond , en dan fpits , zo als hy hier afeebeeld
wordt, vertoonen. Doch dit is aan deze foort niet alleen eigen; ik hebbe
zulks ook aan de voorige faorten befpeurd maar vergeeten te melden.
§• to,
Iloe plat deze foort den kop , cn hoe (tomp ly de armen kenne maaken
wyil ¿e sde Fig, uit, in welke de Polyp voorkomt, als of 'er de kop en ar-'
men aigeineeden vvai'en. Die gedaante neemt de Polvp gemeenlyk aan wanneer
hy m water gebragt wordt, dat hem te koud of te frisch is, waarop hv
iigtlyk fterft : ook is deze gedaante veelal een voorteken van den naderendea
dood. Verder drong my de zonderlinge gedaante , welke onze Polyp in de
4«= / i g . heefc , oni dezelve insgelyks aftebeelden. Hy had reets een tanielyk
ver uitgelprooten Jong aan zya Jyf, 't welk met lo armen voorzieu was,
Ichoon er de onde flechts 8 bezate. Beide ilrekten zy, gcdum-ende de afbeeldmg
, hun lyf zeer lang uit, zo dat hetzelve zeer dun wierd; doch de kop
van beiden bleef kogelrond. De acht armen van den Ouden waren de ovaalronde
bladeren eener bloeme zeer gelyk; waartegen de armen van den Jongen
veel overeenkomft hadden met zodanige fpitze en fmalle bladeren In
diergelyk eene geftalte hebbe ik deze groene foort van Polypen menigwerf mvonden;
en dan zou iemand , die geen kennis aan deze Schepzekn heeft,
dezelven gereedlyk aanzien voor kleine bloemdraagende en op lange fleeleii
zittende watergewalTen. Wyders nam onze Polyp menigmaal eene andere en
gantsch byzondere geflalte aan , zo als hy in de s^e a%ebeeld is , daat
hy IC armen heeft; hoewel 'er Hechts s van gezien worden, devvyl de tiendi
door het Jyf bedekt is. Maar nog zeldzaamer zag hy 'er ui t , toen hy zieh vertoon
„ tas wel cene wairfctynlyke oorzask durven opgeeven; van waar het kome, dat lommkt
„ Polypen hier en daar eijkcle armcii mia -t L^f hebben. Want toen hy, volBcns Fig. I. lyiira
„ Polyp twecmaal in de langte half doorgefneeden had, zo blecf'er aan 't eene ftuk «. eco
F'l-i-
• - • / • —-— «k«,^ ^ .«>• ^«YAAnv hW unitili AAlViUii LICÜUilCiik) UÜCtby*
, aldieu de Heer Polypen geronden heefc, die in 't midden van "t lyf een enkelen
, um hadden, het wel kan weezen, dat lodanig een Polyp, door zekcr toeval een ftiik
, van zyo lyf gereeten, en 't zelye 'er naderhand zo weder aangegrocid is , dat die VI6
, daardoor deze ongewoonc flaatzing bckomen hebbe
KlStMANN.
mSTORIAI. POLYPORUM.
5uppl. Tab.LXJCXIX.
/filli