"I»
43« H I S T O R I E D E n
7yyviit^' J ™ pylvormig vooruit, dan maakt het eene flines:,
,0t b'iw^eging, en deze duuit zo lang als de eerlic. üaarenboven kan het
I,XXXII1°°'' zomwylen, onder de op den grond gezakte vuiiigheden, loiid kruipeti; het
welk echter niet zo fpoedig in zyii werk gaat als liet zwemiiieo, nademaal
het geen pooten heeft. VVat aangaat het gene zy, die dit Slangetje Duizeiidbcai
noemen, voor pooten aangezien hebten, men zai hot 'er zekcrlyk geenziiis
voor houden, waniieer het door een Vergrootglas befchouwd wordt. De beide
afbeeldingen van't Slangetje, op Tab. LXXVUl. Fig. i8. en op lab. LXKtX.
Fig. I. welken by vcrgrooting gedaan zyn, toonen diiidclyk, dat de zögenaamde
pooccn- ]ii€ts anders zyn, dan ecne ter wsderzyde llafinde rei vati
pimcige hainpitzen; van welken het Slangetje meeftal de helft verlieft; ter
oorzaake dat zy, door de geringfte beroering, afgLaooten worden; hetweik,
ak
" voorichyn; de zydeborrtels verkrygen hiirc bchoorelyke leogte, en
„de Juffer-Nmde is alsdan tamelyk in getal van Leden tocgcnomen.
„Tcrwyl 7.ich op die wyze Qieuwc Lcden, mec hunce inwirudige dcelen. in de achter-
„ledefl ontwikkelea en xichcbaar worden, vertoont zLh.aaiigcne zyJ.e van 't midden der ach«
„tci-leden, een zwartc dwarsftreep, die de gantfche brcedte beflaat, en van de boven gc
„nocnide beginzelltreepen der nieuwe leden zeer verfchillende is. Binnen koic komen de
«hoekcn. welken de dwarsftieep met de zyden vc-n 't achtcrlid formetrt, by uitftcekingea
„te voorfchyn. Uic het midden, nevcns den dwarsltreep. zie: mcn ecn kleine bcweegeiykc
»Inuii die dagelyks grooter wordt, van boven et van onderea uitlpruiicni cn c.ndclyt
»vcrlchyrcu, binnen in den dwarsllreep, twec zwarte puncen, die de oogen veitoonen Dus
„ werde on2.e ih/fer NaTäe Moeder. Ndg een ivyl tyäs z'Juemt ze • t^a haare jonge Doch,
„ters omringd Höfel hecft haar in deien toeiiand gez.ien. en gcmcend: dat de een in de
»'ander gekropen was; voorts hebben Trembic'^ en de Rcaumur liaar doorgefnced;n, cn 'er
»rwce van een gckreegea.,- Uit deze gcwigcige Waaineemingen van den Heer Mulkr,
nopcns dit Vaterilangetje, blykt genocgiaani, dat de wonderuaaie wvze van tecl.ng cii
voorrplanting van dir Iniedl een Raadzel gcbleeven is, voor oiiicn anders zo opmerkiaurreß
Heer Rofel, ichoon hy in zyne proehiecmingcn reets op het Ipoor gcwecft ¿y Dan, dewyl
hy deze Waarnceraingen in een zieklyken toelimd gedann hecft, is 'r julft geen wonder.
dat hem die geheim verborgen en onoplosbaar gcbleeven is. Wy raogcn ons des te mcer
Verheugen, dar wy nu, duor de Waarneemingen van ecnen Müller .. ovcnuigd worden, at
een enkek- Worm van de ziilken, als dit Watcrliangerje is, de oorlprong zy van onbcden.
kelykc voortteelingen, die zieh in 't oncindige verliezen; en ivelken de fn^dende band van
ten l'Faarneemer ontwikkelen k/tn. Ondertuilchen is 'er op de bovengemelde gedachien van
den Raadsheer Muüer , dat de Srukkcn gantlrhe Wormcn v£rvatten, die door de fn-jdcnde
band des Proefmemers ßecbn in vrybeid komen. nog dit aantemej ken. Eerßlyk'. dat
jncn niet begiypen kan, hoe de hand des Proeiuccmers, by zodanig eenc Ke.zer».lnede,
alioos zo gclukkig zy, en het punt könne ircfl' cn , alwaar zieh deze Worm reets tiatuur-
\ykervvyze van zelven verdceld zou hebbeni veimits anders di.n Heei Röfel deproeven, die
:r medtr genonien heefc, niet misJuk; zouden zvn. Ten tweeden zouden de ondcrvin-
_ , door het in ilukken fnyden van het dünne 'fVaterflangetje met de twee gafelfpiU
ten, dar hy hier na op Tab. XCIII. afgebccld h^cfr, daaimedc niet overeenkomen: want
met hef fnyden -van dit Slangetje in meer dan twee ßukUcn. is niets anders dan deszclft
bederf uiigowerktj en het midddftuk. tuifchen den kop en den Ihart uitgeiheeden, is nooit
een volkomen Slangetje gewoiden. Ook hceft de Heer Bomet opgemc-ikt, dat de Ine^ie
niet overai met cen even gelukkig gcvolg te doen zy. Doch de Äi^/WwiS/V-of Weder.
• voortbicng:ngs konft, die lu de toegcbragtc ihede aau dit Siaugetje gezien wordt, kaa ook
cenige bepaaling .lydcn.
KL2EM ANN,
Z O E T - W A T E R - P O L Y P E N . 43?
als het pooten waren, niet zo ligt gefchieJcn zoii. En dit doet my beweeren,Tab _
¿it ,nen 'er den iiaam van Dui/,endbeen niet W"1 aan geeven kan. VVanneer
ditSUn et'e, al» ik gezegd hebbe, längs den grond kruipt, zo bedient het lxxxuI
zieh van'zyn lang tongachtig dcel, als van een Sprkt of Voelhoorn, en even
daaroin hebbe ik-. het dien naam gegeeven. Doch om dit Schepzeltje vvit byzondorcr
te befchouwen, zullen wy de voornoumde beide vergrooie Figuuren
Bosmaals bezichtigen. In de Fig. van Tab. LXX.VIU. is liet afgebeeld,Tmin
die geftalte, zo als het zyn bell doet, ora zieh, door veel (lingeren cn
Irommen, van zynen vyand los te niaaken; by Letter b. is deszelfs kop, on _
by i. de mond, van welkende tongachtige Spriet zieh tot aan k. iiitrtrekt. In/ en k.
de Iiis Fig. van Tab. LXXIX. wordt de kop door a. aangeweezen; b. ^
loont het einde van den Haart; c. de beide oogen; en d. den mond, b e l l a a n - •
de uit twce deelen; van tulTchen welke deelen de tongachtige Spriet e. voort-^^„
komt. Ik hebbe bevoorens reets gezegd, dat ons Slan,;etje zieh, in 't krtiipen, t , ä, e.
VW dit lange en dünne deel, dat langer is dan zyn halve lyf, bedient ora te
voclcn; thans zal ik 'er nog byvoegen, dat het my, om die reden, meer een
Sorict of Voelhoorn, dan cene tong fchynt te weezen. En 't geen my hier iti
tivelligt is, dat het denzelven nooit, gelyk andere Schepzels gewoon zyn, te
ni'gc haalt, maar, als een Spriet, altoos, in cencricie lengte uitgertrekt
iiiilt. Byaldien men hier tegen wilde iiibrengen, dat het een Zuigangel zy,
moete ik zeggen, dat ik het ook daar voor niet houden kan; fchoon het hol
fchyiu', en geduurig fpitzer toeloope. Ik hebbe 'er nooit eenig voedzel zien
doorgaan; dat echter wel eens gebcurd zou zyn; gemerkt het niet alleeti
doorzichdg is, maar ook de met fpyze gevuide Darm van 't Slangetje genocgmm
tooflt, dat des?elfs fpyze donkcr van koleur is; ook wierd de Darm,
als ik het Slangetje honger liet lyden, allengskens bleeker ert bykans ten
eencmaal doorzichtig; vervolgens nam dezelve de kolenr der fpyze aan, en
wierd nu gmen, dan geel, en dan bruin. De beide fr.avelvormige deelen vatl
den mond by d. hebbe ik nimmer zien veränderen of zieh beweegen. De kop
«., die het lyf merkilyk in dikre overtreft, is eirond; en vooraan denzelven
Itaa» de oogen by i., als cen paar zwarte pantjes. Deze kop fchynt ook inwendig
eene geeler kern te hebben dan de huid of het bekleedzel is; welke
met het bekleedzel van 't lyf eenerlei; koleur heeft; doch de Spriet of zögenaaincie
Vojlhoorn, is wit. Voorts is het lyf overai bylians van eenerleie dikte,
zo dat men naauwiyks befpeuren könne, waar het naar achteren in dikte begint
afteneemen. Achter den kop, vlak aan de zogenoemde geele kern, ziec
nien het beginzel van den Darm, die door 't gantfche lyf heen loopt^ en wel
veerrig afdc dingen of leden fchynt te hebben; fchoon 'er aan 't heldere be^
kkedzel, of de huid van 'c Slanget;e, geen afdeeling of rimpel te merken zy.
De voorlle en. achterilc leden van den Darm zyn iets dunner, dan de mldd.'
IHen; en het zevende is, neve.is het achtile, van den kop af^^erekend ,
kt diklle; weshalve ik denke, dat dezen de Miag uitmaaken. De overigeti
ijti elkander, zo in geilalte als in koleur, volkomen gelyk, alleenlyk wordc
Kkk i de