Z O E T - W A T E R - P 0 L Y P E N. 4 5 3
l a i r * ; en änderen ftak ik dwars door 't lyf; om dus veelerleie Wanfchepzels • ^
te maaken; doch deze rayno poogingen waren vergeeffch; en ik was hierin
niet gelukkiger, dan by het binnenlle buiten keeren van dezelven, waar van l x x x i i i
ik pag. 410. J. I. van Tab. LXXVI. gewag gemaakt hebbe; hetwelk den
i L e r TiiEMBLEV cchter gelukt is, en my müRhien by de beide overige
foorten, die volgen ziillen, nog geliiklien zalf- In dezcn tyd zyn ze telkens,
wanneer ik ze wilde omkeeren, of doorgeflioken had, gefcheurd; gemerkt zy
raeer eenc ziiltige dan vleefehige zeifllandigheid beziccen; hetwelk raede de
oorzaak is, dat ze zo ligt verfmelten of "vervloeien, wanneer raen hun raeer
dan ééne fiiede te gelyk, of op één tyd, geeven wil. En hier aan lieeft men
00k toe te fehryven, het geen htm overkorat, als andere Water-Infeflen,
fchüoii kleiner dan de Polypen zelven, Indien ze llcchts een tanggebit hebbcn,
hen aan 't lyf of aan de armen befchadigen; fchoon ze hier door, zo
min als door eene enkele iiiede, llerven, ontllaan-'er echter allerleie Wanfchepzels
uit, die men veelal in 't water ziet, en hoedanigen raen door de
Infnydinge niet ligtlyk te wege zou können brengen. Zo hebbe ik 'er verfcheiden
gevonden, welken twee of drie koppen, en aan de zyden byzondere byaniien
hadden; of ook aan een hunncr armen niet één, twee, of meer takkeii
voorzien waren.
§• Slo
p deze Tab. LXXXII. hebbe ik in de 8iie Fig. zodanig een Polyp, dien R j S.
ik gevonden had, die twee lyven, en aan elk een jong heeft, by vergrooting
afgebeeld. De beide koppen a. a. waren elkander volkomen gelyk; ook liadden
ze ieder hunne byzondere armen; en hunnc beide liehaamen vereenigden
zieh in één kanaal. Het zonderlinglle daarby was, dat de een zo wel als de
ander, op dezelfde plaats, "by Lett. h.h.^ een jongen Polyp had, die niet ^-Liit.bb^
leen elk mec vyf armen voorzien, niaar ook in grootte elkander volmaakt gelyk
waren; en dat ze zieh op den derden dag, byna in eene en dezelfde
mi-
• Eene even gelyke bevinding heeft men den Heer Prof. Lichtenberg te Gotcingen te danken.
Hy fnoerde naamiyk de Polypen niet een hair te zamenj waar op volgde, dat de fpyze
ien monde uitging, en de knoop eindelyk door 't lyf der Polypen heen drong; zelfs heeft
hy eens gezien, dat twee Polypen, die hy te 2,amen gebenden had, aan elkander vaft
groeiden Zoti men op deze wyxe niet twee gantlch verfchillende fooscen van Polypen, by
voorbeeld de groenen met de bruincn, aan oi op elkander können enten?
K l e e m a n i V .
t Hy is 'er met geene der navolgende ibortco in geflaagd. En men kan 2,ich daar over niet
iterk vevwonderen, wanneer men nadenkt, dat R5/el zyne Proeven niet, zo als Trembleyy
met twee geionde armen en handen, maar Hechts met één gezonden arm en band, heeft
• können doen : wänt de flinker arm en haud was hem door eene Beroerte Um gevvoiden.
Vceieer is hei te verwonderen, dat hy, Indien toeftand, nog zo veele en zulke gew^rige
laet die kleine Scbepzeltjes) heeit können onderneemen en ter uiivoer bren^n.
Mmm 3 KLEEMANN.