m
I i -
3 9 8 I I a • S T O R I E
p " - C" 'iooKicliMg;. daar benevens boifeil' 't water'zeei^ weéí , als Geleti'.of
• • • eenig ander flymachtig voorwerp; zo dat hy getioegzaani in eenc vloeibaare ftoffc
fchyno te vcneeren. De VcderboE-n der daarin woonende Polypen, zyn hier
bykans ten eenemaal iiigetoogen; invoege dar 'er alleenlyk de iiicerlte fpitzeii
• í « ' . "".ai tHecken; als in de takken, met Letr.. i , ¡ , i , i. aangeweezcn, te zien is; docli
, . , • •
behniziqg cm ttdcr njniacltig bcklecdzel is, en 2.etoc foorten van Zce-koraalgewaffen
die « n e vafte en fteenachtigc betoiiing voor de daarin woonende Polypen syn, 20 sroot
met Ichynt te weeien; rcrmiis een, in 't loet water ftaandc gebleeven. verftorven Stot
van Vederbos - Polypen mderhand zo verhard bevonden is, dat hy 00k, buiten "t watet
gehooden, cn onder -t Vergrootglas gebragt zynde, een Koraaltak geleeke. Daafbeneras
- mddt , hy, dat jodanig eene gcdroogdc Huhe, cven.als ccn kaltachtig Kuk Zeekoraal, m«
xuure geefteu opbruifchte. Dewy] nu de Heer Htrifant ontdckt heeft, dat de Koraalen Mea
j l o o t e wooningen, of Nelten, van de daarin zynde Polypen, fzo als lommige Naiiiurkiia.
digen gemeend iebben,) niaar veel eer lichaamen zyn, die tot deze Schepzeleii behoorai,
cn welken zy zelven bouwcn of vervairdigen; zo is tevens daardoor klaarlyk'bcweczeo;
dat men de Koraalen, met den beroemden Italiaanfchen G^xx! Marpgli, met den onlao!;!
.gellorvcn en vermaarden Engelichen Kruidkündigen Heer HUI, en andere gelecrde Nata«'.
• knndigen, niei meer aan 't Ryk der Planten, maar aan 't Ryk der Dieren moct toeeife-
•-• nen. 't- Is waar, de blocflem der Koraalen, waarvan gemelde Heer Graaf Makrli, in 2™
. ko%ar Wcrfc. genaamd Hißoire fhjfique de la Mer, ecne afbeelding medegededd Jiceft,
en, die, regen, de natnur van andere Waterplallten, niet boven 't Water, maar altbosonder
t Zeewater te voorfchya komen, vertoant zieh in eenc bloemvormige gedaante. Doch ile
beroemde Heet Dr. ScbSfer te Regensim-g, heeft, in zyne reets 1755. in 40. uitgegcevea
Belcluyvinge van de Eloempoljpen der Zoete Ifatenn, vergeleeken met' de Bloempdifa
der Zmte JVateren, overmigcnd genoeg beweezen; dat deze bloeOem geen Icevenloos blotifcl
js. Sehoon de Heer Graaf MarfigH zulks, wegens de groote overeenkomtt met zckere
oloemen , vaft gcloofde en beweerdci is 't egter blykbaar, dat dezclve beflond nit leevcnde
• iehepzcleni en wel ait Polypen, die, als Water Schepzels, nooit boven, maar alleen ondti
, net Water te voorfchyll können komen. Volgens het gezegde van den Heer de Reaumur,
™ Í Voorrede van 't Zesde Deel zyncr voortreifelyke Metmires pmr fervir á t Hiftin
A s ¡nfeltes, fchrat de Waarneeming van den Graaf Marfgli, ten tyde van zyn verblyf tt
MarJetUe, den kotaalen, en anderen diergelyken gewalTen, een zelfdcn Rang onder de
rJantcn gegceven te hebten. Hy zag naamlyk aan de Koraalen kleine werktuiglyke, cn op
veele plaatzen aatdig ingetande lichaampjes, waaraan hj de merktekens der bloemen mcende
te belpeuren. Eene ontdekking, die in de Natuurkundige Waereld eenc groote opmerkiag
baarde. Op het verder voortzetten zyner Waarnecmingea, vond hy diergelyke bloemen aan
veelen der zogen-aamde Sieenplanten en Zeegewaflin, waaronder ecnigen nog wecket, jj
gantieh weck waren; ter dezer oorzaake wierdcn ze onder de Planten gerekend. Dit ge.
voelen verkreeg zulk cene groote toefteraming, dat de Heer de Reauinur, in ecne Verhandelmg
der Akademie van 't jaar 1727. hetzeive nog een tydlang goed kenrde. Mut
met lang daarna beweerde de Heer Peyfonel, door veelvuldige waarneemingen cn proevea,
ontdekt te hebben,, dat alle die gewaande bloemen zeer kleine, doch wetklyke, en den
Zee-nctelen gelykende Dicrtjes waren. Ingevolge hier van wilde hy de Koraalen, de Ms-
- dreporen. de Rcteporen, de Keraihnen, de Liuphjlom, of half verltcende gewalTen, enj.
gehoiiden hebben voor de SchnlpBapels, de Cdlen en Wooningen dezer Dietties, naanilvk
• der Polypen. Dan deze Stdling van den Heer Pejfimt had zo terltond gren ¡ngang¡ doch
• mo e n e nam, om alles "naauwkeuriger tc onderzocken, vond men dat denkbecld
met alleen wdgegrond, maar men ontdekte daarenboven, dat de Koraalen, in plaats
van enkde Neften der Polypen te weezen, daadlyk aan den daarin woonende Polypen zelten
toebehooren, en dat zy 'er ook de bouwers van. zyn,
KLRBMANPI^
Z O E T . -WA T E R - P O L Y P E N . 3 9 9
aie van Lecc. h, h, h. zyn de Vederbosjes der Polypen; welken nit
nf ccllcties' beginnen te komen; en by di6 van Lett. k, k, «-¿„(.«.i,
. ? d e POWP» of geheel weggekrorapen, of vergaan. Men ziet van de
t e f d e n erg n, en doorgaans helderen hals, waarmede ieder Celletje emt
, Ske &et ongelyk I s aan den band om het heeht van een Mes, of
S » er werktnil Het binnen kanaal, (of de holle pyp, , 0 als ,nen co
o f z o a können n o e U , ) 'c welk nog een ander m zieh fehyit te beflu ten
frhemert ceelachiig-bruin door zyn buitenfte, helder, en doorz.chtig bekleeddTeen,
Het looV den gantfehen Stok door; zo dat het in .eder tak van
f „ z e ™n open zy; waar door dan alle de kanaalen der Polypen eigenlyk
„ r ¿en kanaal uitmaaken. Ook hebbe ik in dit kanaal zelve, uitgcnomen
dedaar invvoonende Polypen, en de gemelde zvvartbrmne korrels, benevens
de groene deeltjes, nooit (Sin eenig van de met dulzendcn m t water weraelende
kleine Infeden waargenomen.
S- 9-
De Heer TREMBLEY getuigt, dat zyn Vederbos-Polyp zeer greetlg was,
en andere kleine Infeflen verteerde; dan aangezien ik, als boven gezegd is,
nooit, in het doorzichtig kanaal myner Vederbos-Polypen, eenig Me f t , Zells
b , de grootfe Vergrooting, ontdekt of gevonden hebbe, zo twyffelde ik, of
dezelve^den Polypen wel tot voedzel dienen; , en nam veel meer de korrels
en deeltjes., welken ik 'er by menigte in gezien hadde, voor hunne ipyze.- um,
hier vlin eienwel verzekerd te zyn, moell ik weeten, war dezelven eigenlyk;
waren. Dienvolgens bezichtigde ik den. bodem der Glazen, waarm ik myne
Polypen had; om te verneeraenof 'er niet miffchien foorigelyke korrels lasen;
en ik-vond 'er, onder ander ontuig, werklyk zeer veelen, mitsgaders
ook de bovengenoemde ongevornide groene deeltjes, by menigte. Ik:beIellouwdcze
beiden naauwkeurig, vergeleek dezelven by die geneiv, wellten ik mt'
het kanaal van den Polypenrtok genoraen had; en kon, mlTchen de eerften
enlaatften, geen het miofte onderfcheid befpeuren; zelfs vertoonden zy zig,
hoe meer ik ze vergrootte, des te meer aan elkander gelyk. Om nu voorts
des te zekerer te weeten wat ze eigenlyk waren, zo drukte ik 'er eenigen ;
in ftakken; en toen zag ik klaarlyk , dat ze geene zodanige voehtigheid
in zieh hadden, als anders alle de Infeften - Eieren hebben. Ik kon ze derhalve
voor geene Eieren houden; en vermoedde daarop veeleer, dar het misfchien
Zaadkorrels van deze of gcne Plant zouden zyn. Vervolgens. my te
binnen brengende, dat de ronde Waterlinzen, welken ik meell: m myne L.lazcn
had, haar eigen Zaad droegen, dat altoos aan derzelver onderzyde zit,
en in byzondere vakjes beflooten is; zo nam ik 'er eenigen van, en vergeleek
ze onder een VergroOtglas. met de .andere, korrels,': wanneer ik iiisgelyks zag,
dat ze eenerleie gedaante hadden; en dat de Zaadkorrels, die nog nieftydig'
waren, eene helderer koleur hadden, dan de rypen, als zyade ten dcele nog
groen-
I n
" liltJííl'll