Z 0 E T - w A T E R - P O L Y P E N. 555
insetleukt Ei, of de bloemen van den Druiven-Hyacinth met ongelyk zyn.Tw
zo als inzonderheid de Fi^. vertoont, zo hebben ze nochrans, "yns^CUn.
oordeels bosieswyze te zamen zitcende, meer overeEnkomll met een te zanien
gebenden bosje Sorbenbezien; vooral indien men ze van ter zyde befchouwt;
wannecr de ileel, waarop ze Haan, in "t oog valt, gelyli by ö«. in de sde
Fia Men ziet tocli aldaar, niet flechrs ¿in enkelen hoofdilam, maar ooS
dac deze zieh verdeelt en verfpreidt, in ettelyice bytakken, uit welken weder
verfcheiden Steden voortkomen; en wyders, dat op ieder fteel ecn Diertje
zit 't welk naar eene Sorbenbezie gelykt; en, even als deze, van boven
eene verdiepte indrukking beeft. Alhoewel nu de Watervloon zieh zeer gezwiiid
in 't water beweegen, zo raaken echter de bosjes dezer Basterdpolypen
niet los; maar blyven 'er zo lang aan hangen, tot dat het hun zelven behcft
zieh los te maaken.
§• 3-
Doch wanneer ik deze Basterdpolypen by de Sorben - of Spreeuwbezieii
vereelyke bedoele ik alleen derzelver gedaante: want, ten aanzien der koleure
is "er een'merkbaar onderfcheid tuiTcliensdie beiden; cn omtrent de grootte,
kan 'er zo als d« ide Fig. toont, in 't geheel geene vergelyking plaats vinden.i'i-
De Spreeuwbezien zyn eerft geelachtig rood; en als ze ryp worden brum;
waarteeen onze Basterdpolypen, door een Vergrootglas befchouwd, geelachtig
wit zyn- want met het bloote oog zou men ze niet eens voor een gevormd
lichaam, en nog veel minder voor een leevend Schepzel aanzien. Dat evenwel
e!k van deze aan een Steel hangende lichaamtjes, van zulk een bofchje,
een leevend Schepzeltje zy, toonen hunne overige Eigenfchappen duidelyk. Te
weeten; ieder derzelven heeft boven, ter plaatli: van de verdiepte indrukkmg,
twee hairfpitzen, die tegen over elkander Haan; welken het Diertje nu intrekt,
dan uitfteekt; en waarmede het ook veeltyds op cn neder wippert. Behalve
dit befpeurt men, dat ze beflendig eene foort van op en nederffekkendc
beweeginff hebben, als of ze zieh te rag toogen; en zulks gefchiedt, niet zo
zeer door verkorting van den fleel, als wel door inkrimping of te rüg trekking
van 't lyf. By die gelcgenheid hebbe ik ook waargenomen, dat ze, met
deze beweeging van 't lyf, de ingedrukte verdiepte opening, die mogelyk de
mond is, naauwer maaken, de hairfpitzen intrekken, en de openmg emdelyk
s-eheel fluiten; dat ze dezelve vervolgens weder openen, en zieh dan teffens op
nieuw iiitftrekken; als mede dat hier by altoos een wervelftroom, of een kring,
in 't water ontftaat; op eene diergdyke wyze, als dezelve door andere zodaniae
Schepzels veroorzaakt wordt. Wyders hebben deze Basterdpolypen ook
noe het vermögen, dat den Dieren eigen is, van zieh naamlyk te können
beweeo-en, waar door zy zieh van de eene plaats naar de andere können
•wenden. Want op zekeren tyd, ik zou wel haafl: zeggen, wanneer deze
Sehepzels tet ryoheid geraakt zyn, verlaat de een voor en de ander na den
Bbbb 3 fteel.
itU i i
il;
!l :
I