.11
1
, i „ ;
: i
5 7 » H I S T O R I E DE »
¡8.
TAB. Ct. M die bovenvevhaalJe hebbe ik aan geon EN\elen, nmr aan nieer foortge-
Ivke Schcpzelen, wnargenomen, die zo wel grooter als kleiner waren. Van
"den Proteus der Ouden, welke ook de gave van VVaarieggen haj, verhaak
VlrgHiiis in zyne Herdcr.szangen IVJe Uoek, vs. 439 eiiz., dac Arißieus,
die zyne Honigbyen ongelukkig vcrlooten had, liera, op den raad van zyne
Mosd'or Cyterie, in kecens kiuillerde, ten einde hem dus te dwingen, ora
hem tc lie'nner. te geeven, wat hy doen nioell om zyne Honigbyen weder
d e e l a c l n i g te worden; en dat Proteus, fchoon zyne kliiiliers hem niet konden
b e l e t t c n , zieh in allcrhande gedaantens te veranderen, echter niet los kon
r a i k e n , voor dat hy /¡rißmus het middel, oni zyne Byen weder te krygeii,
had gcöpenbaard. Ik had ook niynen Proteus in zo verre gekluiderd, dat ik hem
met eene fpitze veder vall hielde; denkende, dat ik, door dit middel, zyn
M a a k z e l wat nader zou leeren kennen; maar ik kon hem niet dwingen niy
meer te openbaaren, dan, dat zyne korrelige zelfllandigheid door een dun
vliesje tc zanien gehondeii wierd,- en toen dit fcheurde, verdween hy uit
niyne oogen.
§. 19-
D e z e thans befehreeven Proteus doet my nog aan een ander Sehepzel ged
e n k e n , 't welk miirchien met hem onder iene ClalPe behoort, fchoon her
wel honderdinaal zo groot zy. Ik hebbe hetzelve veelmaals in myne Jeugd
in Thiiringerland, in 't zogenaamde Forellen - B e e k j e , gezien, en ook aan
anderen getoond, doch nooit können weeten, wat het eigenlyk wäre. Wanneer
ik naamlyk op zekere plaats aan het voornoemde Beekje kwam, en eens
o p den oever ilampte, fehoot 'er, op het oogenblik, eene foort van'een wit
f h o e r , dwars over 't Beekje, in eene rechte linie, met groote fiielheid, naar
d e overzyde. Dit fnoer had ongeveer de dikte van een bindgaren, en ik kreeg
'er het laatfle einde niet van te zien, voor dat het eerlle aan den anderen
oever was; fchoon het Beekje tulTchen de 8 en 10 voeten breed wäre. Als
ik dan over het Deekje naar de andere zyde ging, en ter piaatze, daar ik de
draad had zien aankomen, ftampte, fehoot dezelve ook weder, op de eigenfte
nianier, naar de overzyde: dan zo menigniaal als ik zulks hervatte, moeil: ik
o o k telkens harder f lampen, eer ik het Sehepzel weder zichtbaar krygen konde.
I-let zonderlingrte hier by was, dat, wanneer ik dezen draad met een ilokje
door midden floeg, de gefcheide ilukken zieh terllond met elkander vereenlgd
e n , en, als een geheele draad, den weg naar den anderen oever voortzetleden.
Ik poogde, meer dan eens, zodanig een draad met de banden te
g t y p e ' n , of met eenig vaatwerk op te fcheppen; maar 'c was vergeeffch.
D i t Dier, of deze draad, will altoos myne vervolging, gelyk een andere
Proteus, te ontllippen; zo dat ik de rechte natuur en eigenfchap van dit
Scbep-
2 0 E T - W A T E R - P O L Y P E N . 573
Sehepzel tot heden toe nog niet kenne; en den genen bedaiiken zoude, die TAB. Cr.
' e r my eenig nader bericht van will te geeven. •
• Jk vinde my geheel buiteii ftaat, oM iets naders te melden, van het WaterinfeÄ. dat de
Heer Rofe/y door het Itampen op den oever der zogenaamde Forellen Beek, in de gedaantc
van een wit inoer, zo ylings van den eenen naar den anderen kant zag overileeken. En
even zo min kan ik lets bybrengen, ter flaavinge der ontdekkinge van den Heer Ovcttiird,
van een kleinen voor 't bloote oog onzichtbaaren ^ardpolyp. Hy heeft denzelven. gclyk
in het- I/Deel der Mamoirci für difereniei parttes des- Sdenccs et des yirts, par Mr.
Gucttard de l' Ac^d. Royate des Sciences, Tom. I. Paris i;ö8. 40. pag. So. te zien is.
toen reets voor 22 jaaren, op zeker foort van Moederkruid. {Espargoutte, Matric.iria,)
met vliezig Zaad, en eene purperen bloem voorzien, door cen Vergrootglas onldekt; en 'er
alle beweegingen van een Waterpolyp .aan opgemerkt. Doch ik ben, zo in 't ccne als in 't
andere opzicht, tot nog zo gelukkig niet geweeft, van deze Schepzeltjes te ontm
De Heer Giteitard lud den beroemden Heer ieReatimur kennis van zyne nieuwe onti'
gegeeven. die ze teritond aan de Academie openbaarde: doch Guettärd vja.5 zo befehi
dat hy zyne gedachten voor niet hooger, dan voor een vermoeden gehotiden wilde he
tot zo lange, tot dat ze door nadere Waarneemingen beveitigd wierd. De Heer Geeze in
Quedlinburg heeft de Opmerking van Guettard, nopens dezen kleinen Aardpolyp, in 't
Hoogduttfch overgezet, en ze als een Aanhangzel by de üverzetting der Tremble^fche
Gefchiedenis der Polypen, van pag. 55p tot 572. gevoegd. Ik wenfche met hem, dat,
byaldien de een of ander IS'atauronderzoeker eenige kondfchap had, van zodanig eenen,
boven de Aarde en op de Planten te vinden, Polyp, en zo 'er meer Waarneemingen omtrcnt
gedaän waren, die de gedachten van Guettard konden, dat zulks, tot eer
van onze Eenw, openlyk bekend gemaakt mogte worden. Hier door toch zou men können
bewyzen, dat we niet allecn Polypen in 't Water en onder de Aarde, maar ook boven de Aarde hebben; en dat wy veelligt, dit op goede gronden fteunende, ten laalite in onz«
Tiiinen cn op onze Boomen ook nog Polypen znllen können vinden.
I C L E E M A K W -
Einde von het Derde Deel.
D d d d 3 B L A D -