" r p '
M
tH
T A I .
LVUl.
IZZ VE R V O L G VAN DE B E S C H R Y V I N G
g.uii, Aditer aan dit blaadje zh cen paar hairtjes, en aan middenfte knopje
ontiekt raeii no^ eeni^o gcrplooreii blaadjes. Vau de opeiiing by /. af is de
K r c c f t , ter wederzydj, niec eenj rei van aati elkander liggende franjes en
ovor»eboogcn bliidachtige, bruine deelen voorzien; welken veel overeenkomft
heboeii met do zo^cnaa.iidj Vifchkieiiwen, die onder de zyde- deelen van derzolver
Fig. 15
Lslt. ji u.
Leti. 0.
L'it. g g.
Lett. b.
Fig. .4.
IcU. i i.
Kop zitten. Zy worden 00k werkelyk van zommigen voor diergelyke
kieuwcn gehoiiden, waar van ik mede nie: vreemd ben; aangezicn äk onderftelle,
dat ze by de Krceften h.'C zelfde verrichten, 'c gecn 'er by de Vifchen
door gefchiedc. Alleenlyk is hier omtrent als een onderfcheid op te merken,
dat deic dus^enoemde kieuwon by de Kreeftcn aan en over de Pooten, cn
by de Vifchen in den Kop zieren. Gelyk de kieuwen der Vifchen voorts veeltyds
niet genutcigd worden, zo gaat het 00k met die der Kreeften; ze hebben
weini^ of geen fmaak; echter worden 'er nog al Liefhebbcrs gevonden,
die 00k uit deze deelen liet i'ip ziii^en; 't welk hun nochcms niet fniaaken
z o n , ingevalle zy willen, dat het veeltyds Woininellen zyn, gelyk wy ftraks
zullen zien. Onder deze bladachtige kieuwen is de Kreeft verder nog wederzyds
met een buigzaam, dun en genoegzaam doorzichtig, als mede tamelyk.
taai vlics bekleed; hec welk nochians niet tot aan de bovenvkikte uidoopt.
SD
e Maag van onzen Kreeft wordt alhier door de Bovengemelde geelachtig-
•bruine Hoffe omgeeven, en is in Fig. la. door »«. afzonderlyk onder 't oog
'gebragt. Zy is meer in den kop dan in 't lyf gelegen; en heeft aan 't einde by
Lett. 0. eene flerke fpier, welke de kracht der drie tanden, die in de Maag
gevonden worden, grootlyks vermeerdert; terwyl 'er 00k de naall: aanliggende
flaapfpieren äd. veel aan können toebrengen. Door gg. worden rwee witte,
klierachtige deelen aangeweezen, welken de geilen of ballen des Kreefts uitmaaken;
van welken echter de derde en grootfte nog verborgen ligt; dien
w y vervolgens nader zullen befchomven. Kort aan die ballen, naar den ftaart
toe, is het hart gelegen; zie Leiter h. Men kan het zelve, in een geapendea
en nog leevenden Kreeft aan zyne beftendige bevveeging diiidelyk onderkennen.
Het is wit van koleur, en de i^de Fig. vertoont hetzelve van alle andere deelen
afgezonderd; men ziet in deze af beelding, dat 'er vier vaten of pypjes uit
ontfpringen, als drie van vooren en ¿en van achteren. Het middelfle van de
drie eerfteti loopt recht uit naar den kop, en de beide anderen gaan naar de
zyden, torwyl het achterile, over den Endeldarm heen, door den gantfchen
.ftaart loopt. De met ii. getekende en na-r diltke draaden gelykende deelen,
welken eene tamelyke ruimte in 't lyf van den Kreeft beflaan, doch niet altoos
van gelyke dikte bevonden worden, hebben gemeenfchap met de ballen; en
z y n , by de Mannetjes, de bcneodigde Zaadvaten, gelyk ik vervolgens zal
tooncn. By de Wyfjes beflaat de Lyfmoeder de plaats, welke hier de Zaadvaten
vervullenj en dezelve is zomvvylen, door de menigte van Eieren, nog
ver-
O V E R I G E INSECTEN. 2 8 3
verder uitgebreid; 00k vindt men den Eierflok der Wyfjes ter piaatze daarX^B.
hier de Ballen der Mannetjes liggen. De overige inwendige deelen zyn, ten^-^'"-
aanzien der geftalte, en ligging, in beide de geOachten eveneens; weshalve ik
het overbodig geoordeeld hebbe, om hier zo wel een W y f j e , als een Mannetje,
af te beeiden.
.ttt. q.
D e reets gemeldc is'le Fig. onzer Tab. vertoont de Maag van den Kreeft,
waarvan ik nog het een en 't ander te zeggen hebbe, in haaren t' zamenhang
met den Kop en Endeldarm. Haare grootte of uitgebreidheid is van de eerlie
Lett. n. by het fpitze van den kop, tot aan de meer achterwaarts ftaande
D e Lett. 0, vertoont de groote Maaglpier, en p. den ingang of de opening£'"-
van den flokdarm. Door q. wordt hier een ronde buil aangeweezen, hoedanig™^^^
een 'er 0 0 k op de andere zyde zit ; en tuilchen dezelven neemt de Endeldarm ' '
zyn begin. Betreffende het nut dezer ronde bullen, het zelve is ray tot nog
toe onbekend; Indien ze, gelyk het einde of een gedeelte van de Maag,
groenachtig van koleur waren, zou ik ze voor de galfalaasjes houden; maar
dewyl ze meer vleefchverwig zyn, houde ik ze voor een paar inuskels; en
het daarboven zynde enge deel der Maag, hetwelk met Letter n. getekend
i s , mag veeleer de galblaas genoemd worden; nademaal de ftoffe, die 'er in
beilooten ligt, zo bitter fmaakt als Gal. De Endeldarm heeft de ¡engte van
g. tot r., alwaar de vuiligheid ¿oor denzelven haaren uitgang heeft. Boven
dezen Endeldarm ontdekt men eene tedere Ader, ss. die van 't Hart af tot ietti s ¡.
aan 't einde van den Endeldarm loopt, en in haare natuurlyke ligging op '
denzelven rufl:, gelyk in de pde Fig. te zien is. Onder den Endeldarm befpeurt
men eene andere Ader, getekend met t. r., zeer verfchillende van deic«./.r.
bovenile, nademaal dezelve met verfcheiden knopjes voorzien is. Ter piaatze,
daar de ftaart begint, loopt ze door eene foort van kanaal of goot, tulTchen
de lange pooten en de ondervlakte van den Kreeft gelegen, naar vooren;
doch waar ze eindigt, zulks hebbe ik wegens haare tederheid nog niet können
nafpeurcn. WILLIS noemt de eerfte dezer Äderen de opklimmende Holader;
doch van de tweede maakt hy geen het minile gewag.
S- 22.
Voor 't overige is onze Kreeft niet alleen met groote tanden in den bek
voorzien, maar hy heeft 'er nog drie in de Maag, als reets gemcld is. Om
deze drie tanden te beter onder 't oog te brengen hebbe ik di;zelvcn in de
I3de Itg. van de ondervlakte te zien, afgebeeld. De Letters uu. wyzni ons,
tot de twee groote ter zyde (laande tanden; die zodanig tegen over eikandcr
zitten, dat ze zieh te zamen können voegen, en met de punten in elkander
fiuuen; verder wordt door de Letter •ai. een enkcle, achterwaarts ftaande,ie«
C o •>. pn • '
1 'i: '¡1,1
i 1; : >1 i